§1, 2 en 3 Genotype en fenotype en Chromosomen, genen en eiwitten en geslachtelijke voortplanting

Erfelijkheid en evolutie
basisstof 1 Genotype en fenotype
basisstof 2 Chromosomen, genen en eiwitten
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Erfelijkheid en evolutie
basisstof 1 Genotype en fenotype
basisstof 2 Chromosomen, genen en eiwitten

Slide 1 - Tekstslide

Zet in de juiste volgorde van klein naar groot:
A
cel - chromosoom - DNA - gen
B
gen - chromosoom - DNA - cel
C
gen - chromosoom -cel - DNA
D
gen - DNA - chromosoom - cel

Slide 2 - Quizvraag

Wat zijn chromosomen

Slide 3 - Tekstslide

De bouw van DNA

- DNA sequentie
- Code met informatie
- Gen

Slide 4 - Tekstslide

Bouw van DNA

Slide 5 - Tekstslide

Hebben plantencellen ook DNA?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

Waar bestaan chromosomen uit?
A
Celplasma
B
DNA

Slide 7 - Quizvraag

genotype en fenotype

Slide 8 - Tekstslide

genotype
fenotype

Slide 9 - Tekstslide

Genotype en fenotype

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Is het genotype en/of het fenotype van de Himalayan rabbit verandert?

A
alleen het genotype
B
alleen het fenotype
C
zowel het genotype als het fenotype
D
Beide zijn niet verandert

Slide 13 - Quizvraag

Welke uitspraak over genotype en fenotype klopt het best?
A
Het fenotype komt voort uit het genotype.
B
Het genotype komt voort uit het fenotype.
C
Het fenotype komt voort uit het genotype en milieuinvloeden.

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Video

chromosoom -gen-allel

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Chromosomen

  • 46 chromosomen in de cel van de mens
  • Gen: deel van chromosoom waarop informatie voor 1 eigenschap staat
  • Van elk gen zijn er 2, er zijn 23 chromosomenparen.
  • Een enkelvoudige gen noem je een allel, een genenpaar noem je een allelenpaar.




Slide 20 - Tekstslide

Geslachtscellen

  • Geen paren, enkelvoudig.
  • 23 chromosomen
  • enkele allelen (blauwe ogen)

  • 23+23 = 46

Slide 21 - Tekstslide

Meiose, reductie deling

Slide 22 - Tekstslide

Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen

Slide 23 - Quizvraag

Chromosomen komen alleen voor in geslachtscellen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag


Wat is juist?
A
1 celkern 2 genen
B
1 cel 2 genen
C
3 DNA 4 gen
D
3 Chromosomen 4 DNA

Slide 25 - Quizvraag

Hoeveel chromosomen hebben wij?
A
22
B
23
C
44
D
46

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Homozygoot: DD/dd - heterozygoot: Dd

Slide 29 - Tekstslide

Homozygoot/heterozygoot
hom

Slide 30 - Tekstslide

Herhaling Genenparen
Homozygoot = 2 genen van het zelfde genenpaar 
Hetrozygoot = 2 verschillende genen

Genotype = welke erfelijke kenmerken krijgt je mee
Fenotype = hoe zie je eruit

Dominante genen = bepaald het fenotype, is het sterkste
Recessieve genen = aanwezig in het genotype maar bepaald alleen als het homozygoot is hoe je eruit ziet

Slide 31 - Tekstslide

Tweelingen

Slide 32 - Tekstslide

Maak Opdr.
1 t/m 9

Slide 33 - Tekstslide