LessonUp om mee te leren

Op reis
1 vwo
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 45 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Op reis
1 vwo

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Jullie reis moet duurzaam!

Waar denk je aan bij duurzaam?


Duurzaamheid = is het zorgen voor evenwicht tussen mens, milieu en economie om de aarde niet uit te putten.

Slide 3 - Tekstslide

Toerisme
Toerisme = het ter ontspanning of recreatie afreizen naar een bestemming buiten de normale omgeving, vanwege recreatie of zaken en het duurt langer dan 2 uur en niet langer dan een aaneengesloten jaar.

Er zitten voordelen en nadelen aan toerisme.

Slide 4 - Tekstslide

Versterkte broeikaseffect

Slide 5 - Tekstslide

De oplossing?!
Duurzaam toerisme = een vorm van toerisme waarbij bewust rekening wordt gehouden met bescherming van het milieu, de natuur, cultuur en soms ook met mensenrechten.

Slide 6 - Tekstslide

Evenwichtig voedingspakket
Een evenwichtig voedingspakket betekent dat je alle voedingsstoffen binnenkrijgt die je lichaam nodig heeft om gezond te blijven. Dit zijn:

  • Koolhydraten – Geven energie (bijv. brood, rijst, aardappelen).
  • Eiwitten – Belangrijk voor spieren en herstel (bijv. vlees, vis, peulvruchten).
  • Vetten – Geven energie en helpen bij opname van vitamines (bijv. noten, olie, vis).
  • Vitamines en mineralen – Helpen bij een goede weerstand (bijv. groente, fruit, zuivel).
  • Water – Belangrijk voor de spijsvertering en het afvoeren van afvalstoffen.




Slide 7 - Tekstslide

Voedingsstoffen
Voedingsstoffen: zijn stoffen uit je voeding die het lichaam nodig heeft om te kunnen groeien, bewegen en gezond te houden.






Slide 8 - Tekstslide

Ongezonde eetstijl
  • Diabetes (suikerziekte): lichaam kan de bloedsuiker niet in evenwicht houden. 
  • Verhoogd cholesterol: te veel vettige stof, dat zich ophoopt in de bloedvaten. Bloedvaten raken verstopt.
  • Hart- en vaatziekten: hartinfarct, beroerte, hartritmestoornissen en hartkrampen.
  • Psychische problemen: depressiviteit, weinig zelfvertrouwen en een laag zelfbeeld. 

Slide 9 - Tekstslide

Eetstoornissen
  • Anorexia nervosa: gebrek aan eetlust door een psychische oorzaak. Iemand voelt zich dik, terwijl diegene juist te weinig weegt.
  • Boulimia nervosa: heftige ongecontroleerde eetbuien. Persoon spuugt vervolgens eten weer uit om niet aan te komen.

--> te weinig voedingsmiddelen!!

Slide 10 - Tekstslide

Conserveren
 Er zijn verschillende manieren om ervoor te zorgen dat voedsel langer houdbaar blijft. Dit wordt conserveren genoemd. Bij conserveren zorg je ervoor dat bacteriën en schimmels het eten niet zo snel bederven.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Mondiale voedselproblematiek
Wereldwijd zijn er grote problemen als het gaat om voedsel. Er is genoeg voedsel op aarde, maar het is niet eerlijk verdeeld. Sommige landen hebben te veel voedsel, terwijl andere landen te weinig hebben. Dit noemen we mondiale voedselproblematiek.

Slide 14 - Tekstslide

Water
Grondwater → Water uit diepere lagen in de bodem. Dit water is vaak al redelijk schoon, omdat het door zand en klei wordt gefilterd.

Oppervlaktewater → Water uit rivieren, meren en kanalen. Dit water bevat vaak meer vuil en moet extra goed worden gezuiverd.

Slide 15 - Tekstslide

Water zuiveren
  1. Filteren → Grote vuildeeltjes, zoals takjes en zand, worden verwijderd.
  2. Bezinken → Zware deeltjes zakken naar de bodem.
  3. Biologische zuivering → Bacteriën breken schadelijke stoffen af.
  4. Chemische zuivering → Eventuele ziekteverwekkers worden gedood met ozon of UV-licht.
  5. Kalk en mineralen toevoegen → Dit zorgt voor een goede smaak en voorkomt dat leidingen beschadigen.




Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Tekstslide

Hygiëne
Hygiëne is alles wat men doet om ziekteverwekkers uit de buurt te houden om zo te voorkomen dat je ziek wordt. Voorbeelden hiervan zijn:

Slide 19 - Tekstslide

Bloed
  • Rode bloedcellen: vervoeren zuurstof naar je cellen.
  • Witte bloedcellen: beschermen je lichaam tegen infecties door ziekteverwekkers te doden.
  • Bloedplaatjes: zorgen ervoor dat een wondje stopt met bloeden. 

Slide 20 - Tekstslide

Aspecifieke afweer

Aspecifieke afweer is de eerste verdedigingslinie van je lichaam waar je mee wordt geboren. Het werkt tegen alle soorten ziekteverwekkers, zonder hier een verschil in te maken.
Specifieke afweer

De specifieke afweer is gericht tegen één type ziekteverwekker. Speciale witte bloedcellen (zoals T- en B-cellen) maken antistoffen aan die precies passen bij één bepaalde bacterie of virus. 

Slide 21 - Tekstslide

Witte bloedcellen
Witte bloedcellen: beschermen je lichaam tegen infecties door ziekteverwekkers te doden.

  1. Vreetcel: eet de ziekteverwekker op.
  2. Antistofmaker: maken de ziekteverwekker onwerkzaam.
  3. Geheugencellen: onthouden de antistoffen.
--> immuun

Slide 22 - Tekstslide

Antistoffen en antigenen
  • Antigenen: zijn als het ware herkenningspunten aan de buitenkant van een cel (ID-kaart).
  • Antistoffen: zijn stoffen die vast kunnen hechten aan de antigenen en zo de ziekteverwekker onschadelijk kunnen maken. 

Slide 23 - Tekstslide

Immuun
 Als er antistoffen zijn gemaakt, onthouden geheugencellen de antistoffen, zodat als de ziekteverwekker nog eens binnendringt, deze meteen kan worden vernietigd.

Niet meer vatbaar voor een ziekte, je wordt dus niet meer ziek van de ziekte.


Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Vaccin
  1. Bij een vaccin wordt er een verzwakte ziekteverwekker in het lichaam gespoten.
  2. Je lichaam herkent de ziekteverwekker en maakt antistoffen die passen op zijn antigenen.
  3. Bij een volgende infectie komt je immuunsysteem snel in actie.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Je gezondheid
  • Fysieke gezondheid: hoe gezond je lichaam is. (eet je wel genoeg, beweeg je genoeg?)

  • Mentale gezondheid: hoe jij je voelt. (Voel jij je gelukkig?)
    
- Depressiviteit: aanhoudend negatief gevoel

Slide 28 - Tekstslide

Wat is licht?


  • Licht = elektromagnetische straling

  • Zichtbaar + onzichtbaar licht

  • Niets is sneller dan het licht!                         \→ (299.792 kilometer per seconde)


Slide 29 - Tekstslide

Kleuren zien
absorberen
terug kaatsen

Slide 30 - Tekstslide

We kunnen alleen niet alle kleuren zien!

Slide 31 - Tekstslide

Ultraviolette straling

De zon straalt ultraviolette straling  (uv-straling) uit.
Van UV-straling wordt
je bruin.
Zit helemaal aan de andere kant van het spectrum. 

Slide 32 - Tekstslide

Infrarood straling
Infrarood (ir) ligt net voorbij rood. Je voelt het als warmte. Denk aan een warmtelamp of afstandsbediening.

Slide 33 - Tekstslide

Taken van de huid
    ziektes                              kou                               warmte

Slide 34 - Tekstslide

Huid
Huid bestaat uit 3 lagen:
1. Opperhuid: bovenste laag; bestaat uit de hoornlaag en kiemlaag.
     - Hoornlaag slijt steeds af
     - Kiemlaag vult cellen steeds aan
2. Lederhuid: middelste laag; hier liggen verschillende kliertjes.
3. Onderhuidse bindweefsel: onderste laag; hier liggen bloedvaten, zintuigen en vet.

Slide 35 - Tekstslide

UV-straling
Ultraviolette (UV-) straling = straling die de zon uitzendt
  • Is schadelijk voor je huid

Huid maakt pigment aan in de kiemlaag.
  • Beschermt de huid tegen UV-straling


Slide 36 - Tekstslide

Schaduw
Als een voorwerp het licht tegenhoudt, ontstaat er een schaduw. Dat is waar het licht niet rechtstreeks kan komen. 

Slide 37 - Tekstslide

Wat is schaduw?
Schaduw ontstaat als een object licht blokkeert.

Er ontstaat een donker gebied achter het object waar minder of geen licht komt.

Schaduw is er in twee soorten:
  • Kernschaduw: het donkerste deel, zonder licht.
  • Halfschaduw: het lichtere, vage randje met nog wat licht.

Slide 38 - Tekstslide

Wat beïnvloedt schaduw?
Grootte en vorm van de lichtbron:
  • Klein → scherpe schaduw
  • Groot → vage schaduw (meer halfschaduw)

Afstand tot lichtbron: 
  • dichterbij → grotere schaduw

Grootte van het object: 
  • groter object → grotere schaduw

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Wie kan 6 : 3 berekenen?

Slide 41 - Tekstslide

Grootte van schaduw berekenen

Slide 42 - Tekstslide

En nu jullie
Een voorwerp is 5 cm hoog.
De afstand tussen het voorwerp en de lichtbron is 10 cm.
De afstand tussen het scherm en de lichtbron is 30 cm.


Slide 43 - Tekstslide

Lv= 5 cm
v = 10 cm
b= 30 cm

Slide 44 - Tekstslide

Succes!!

Slide 45 - Tekstslide