Thema Vervoer; Openbaar vervoer

Les verkeer; openbaar vervoer
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerkeerBasisschoolGroep 3-5

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les verkeer; openbaar vervoer

Slide 1 - Tekstslide

Vertel: Deze les gaat over openbaar vervoer. Op de volgende pagina gaan jullie een woordweb maken. De vraag die we gaan beantwoorden is: wat is openbaar vervoer? Vul jouw antwoord in op jouw (Chromebook, iPad, etc). 
Openbaar vervoer

Slide 2 - Woordweb

Laat de kinderen op hun device het antwoord invullen op de vraag: Wat is openbaar vervoer?

Openbaar vervoer
Vliegtuig
Trein
Bus
Metro
Tram
Taxi
Veerpont

Slide 3 - Tekstslide

Vertel: In Nederland hebben we veel verschillende voertuigen die we gebruiken in het openbaar vervoer. In deze les gaan we het hebben over het vliegtuig, de trein, de tram, de metro, de bus, de taxi en de veerpond. Openbaar vervoer is reizen met een voertuig dat iedereen kan en mag gebruiken. Natuurlijk moet je er wel voor betalen.
Wat is geen openbaar vervoer?
A
Bus
B
Fiets
C
Trein
D
Veerpond (boot van Holwert naar Ameland)

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vliegtuig
Landingsbanen Schiphol
Landingsbanen Airport Groningen

Slide 5 - Tekstslide

Vertel: Het vliegtuig kan je gemakkelijk en snel over de hele wereld vliegen van de ene plek naar de andere plek. Het voordeel is dat je heel erg snel bent. Het nadeel is dat je veel ruimte nodig hebt om op te stijgen en te landen. Een ander nadeel is dat vliegen best heel duur is. Niet iedereen kan zomaar met het vliegtuig.

Slide 6 - Link

Vertel: Op deze website kan je alle vliegtuigen zien die nu in de lucht zijn. Als we op eentje klikken, dan zien we meer informatie over het vliegtuig; waar het naartoe gaat en hoeveel mensen erin zitten bijvoorbeeld.

Klik op de link en bekijk een paar vliegtuigen. Kijk ook eens of er boven de school een vliegtuig vliegt!
Vliegen met het vliegtuig is handig, omdat:
A
Je de wolken beter kan zien
B
Je dan niet een gordel om hoeft
C
Je over gebouwen en zeeën heen kan vliegen
D
Het zo'n fijn gevoel geeft

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ben jij wel eens met een vliegtuig ergens naartoe gevlogen?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Trein
Treinspoor en perron
Station Assen

Slide 9 - Tekstslide

Vertel: Een trein is een voertuig dat over een rails gaat. De man die de trein bestuurt, heet een machinist. De machinist kan niet zomaar naar links of rechts sturen. Hij kan alleen bepalen hoe snel een trein gaat en bespreekt via een radio of er van spoor gewisseld moet worden of niet. Bij veel rails zie je ook kabels boven de trein. Daar gaat stroom doorheen, zodat de trein kan rijden. Er zijn ook treinen die op brandstof rijden. Die hebben dan geen stroomkabel nodig. Wachten op de trein doe je op een perron en in de trein heb je verschillende 'kamers' die noemen we coupé. Degene die je kaartje controleert, noemen we een conducteur. Een plek waar treinen stoppen, noemen we een station. In Assen staat een nieuw station!
Op welk plaatje zie je het station in Assen?
A
B
C
D

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is rijden in een trein zo handig?
A
Het is snel en er passen heel veel mensen in
B
De trein kan niet sturen
C
De trein gebruikt veel stroom
D
De trein moet vaak wachten voor een stoplicht

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bus
Bushalte
In een bus

Slide 12 - Tekstslide

Veel mensen gaan eerst ergens heen met de trein en gaan dan het laatste stukje rijden met de bus. De bus is erg handig, omdat die, net als een auto, over de weg rijdt. Een bus rijdt altijd dezelfde route. Dat noemen we een lijn. Degene die de bus bestuurt, heet een buschauffeur. Bussen rijden meestal op brandstof. Maar er rijden ook steeds meer elektrische bussen. De bus stopt altijd bij een bushalte. Daar kan je in of uit stappen. Als je mee wilt, dan steek je je hand uit naar de buschauffeur. Als je uit de bus wilt, dan druk je op het stop knopje.
Hoeveel mensen kunnen meestal in de bus zitten?
A
5
B
50
C
20
D
150

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het handig om met de bus te reizen?
A
De bus is lekker warm
B
De bus kan overal komen en stopt op veel plekken
C
Er klinkt heel mooie muziek
D
De bus kan ook elektrisch zijn

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tram
Trambrug in Assen
Trambrug Assen (plekje bestaat nog steeds)
Tramhalte in Den Haag

Slide 15 - Tekstslide

De tram kennen wij niet in noord Nederland. Dat is best bijzonder, want er reden ooit wel veel trams in het noorden. Zo reed er ooit een tram van Assen naar Eelde. En een tram van Assen naar Grolloo. Ook in Groningen stad hebben ooit trams gereden. Trams zijn inmiddels vervangen met bussen. Een tram is een soort kleine trein. Het rijdt ook op rails en meestal zit er een kabel boven de grond waar de tram de stroom vandaan haalt om mee te rijden. Wist je dat een tram altijd voorrang heeft? Zelfs als het van links komt! Het handige van een tram is, dat het meestal niet hoeft te wachten voor stoplichten. De tram gaat altijd voor! De bestuurder van de tram heet een tram machinist.
De tram is heel erg nieuw. Daarom rijden ze niet in noord Nederland.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rijden met de tram is handig, omdat
A
Je kan snel van de ene stad naar de andere stad
B
De tram door kan rijden van halte naar halte (geen stoplichten)
C
De tram kan alle kanten op sturen
D
De tram heeft geen bestuurder nodig

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Metro
Underground
Metro halte Amsterdam

Slide 18 - Tekstslide

Een metro vind je vooral vaak in grote steden. Denk aan Amsterdam, Rotterdam, London, New York, Tokio. De metro rijdt, net als een tram en een trein, op een rails. Een metro rijdt in een stad en gaat vaak over bruggen of door tunnels heen. Dat is handig, omdat de metro daardoor nooit hoeft te stoppen voor ander verkeer. Meestal komt de stroom voor de metro door het spoor heen. In Londen in Engeland zijn de metro haltes altijd onder de grond. Daar horen van die bekende bordjes bij. 
Wat is het verschil tussen een tram en een metro?
A
Een tram is langer dan een metro
B
Een tram moet soms stoppen voor ander verkeer. Een metro niet.
C
Een metro schrijf je met de M en de tram met een T
D
Een metro rijdt elektrisch

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het handig om met de metro te reizen?
A
De metro is heel erg mooi
B
De metro hoeft nooit te stoppen voor ander verkeer
C
De metro komt in alle steden
D
De metro is rood

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Taxi
Taxistandplaats station Assen

Slide 21 - Tekstslide

De taxi is eigenlijk een auto met een chauffeur die je kan brengen naar precies de plek waar je moet zijn. Op de trein stations of op het vliegveld wachten de taxi chauffeurs meestal tot er iemand komt die met ze mee wil. Het nadeel van een taxi is, dat er meestal niet veel mensen in passen. Daardoor is de taxi meestal duurder dan bijvoorbeeld een trein of bus. Als je de taxi in stapt, dan zeg je waar je heen wilt. Dan gaat de chauffeur rijden. Als je er bent aangekomen, dan vertelt de chauffeur hoeveel de rit heeft gekost. Als je op een plek bent waar geen taxi is, dan kan je de taxi centrale bellen. Die sturen dan een taxi naar je toe.

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

De taxi is openbaar vervoer omdat:
A
De taxi wielen heeft
B
De taxi een mooi geel bordje heeft
C
Iedereen met de taxi kan, als je maar betaalt
D
je Taksi ook kan drinken

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Reizen met de taxi is handig, omdat
A
er heel veel mensen in de taxi passen
B
de taxi heel goedkoop is
C
de taxi overal kan komen
D
de taxi een woord is met een x erin

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Veerpont
Watertaxi
Veerpont klein
Op een veerpont

Slide 25 - Tekstslide

Een veerpont is een soort boot die je naar de overkant brengt. Wie het boek Pluk van de Petteflet kent, weet misschien wie de heen-en-weer-wolf is. Op sommige plekken is de veerpont niet zo heel groot. De veerpont naar de waddeneilanden zijn best wel groot. Daar passen zelfs vrachtwagens op! Een veerpont is handig omdat alle andere openbaar vervoer niet over het water kan. Een veerpont is meestal niet heel snel. Als je snel over het water wilt, dan kan je gebruik maken van de water taxi. De bestuurder van de veerpont heet een kapitein of stuurman/vrouw.
Hoe snel gaat een veerpont?
A
Net zo snel als iemand die aan het wandelen is
B
Net zo snel als iemand die op de fiets fietst
C
Net zo snel als iemand die in een auto rijdt
D
Net zo snel als iemand die zwemt

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het reizen met de veerpont zo handig?
A
Omdat je een mooi uitzicht hebt
B
Omdat het zo'n grappige naam heeft
C
omdat het erg goedkoop is
D
Omdat de veerpont jou naar de overkant van het water kan brengen

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Einde van de les

Slide 28 - Tekstslide

Dit is alweer het einde van de les! Hopelijk weet je nu wat er allemaal bij het openbaar vervoer hoort. Op de volgende pagina krijg je nog 1 vraag: wat heb je deze les geleerd? bedankt voor het luisteren en ik ben heel benieuwd wie alle vragen goed hadden!
Ik heb geleerd dat:

Slide 29 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies