ZN, BN, LW

Nederlands
Woordsoorten


    ZN, BN, LW
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Woordsoorten


    ZN, BN, LW

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je wat zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden en lidwoorden zijn.

  • kun je de woordsoorten ZN, BN en LW herkennen en uitleggen wat de kenmerken zijn. 

  • kun je de regels voor het schrijven van het BN toepassen. 

  • kun je zelfstandig de woordsoorten WW, ZN, BN en LW in tekst benoemen.

Slide 2 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord geeft een ‘naam’ aan ‘zelfstandigedingen.

  • Namen van mensen, dieren en dingen (eigennamen)
    Lady Gaga, Pluto, Samsung
  • Woorden voor concrete zaken
    tafel, laptop, toets
  • Woorden voor abstracte zaken
    twijfel, werk, grootte

Slide 3 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
Zelfstandignaam woorden komen in verschillende vormen voor. Let op de volgende zaken om ze te herkennen:

  • Je kan er een lidwoord voor zetten, ‘de’, ‘het’, ‘een’:
    de taart, het kopje, een stekker
  • Enkelvoud of meervoud
    taart – taarten, kopje – kopjes
  • Verkleinwoord
    taart – taartje, kop - kopje

Slide 4 - Tekstslide

Welk woord is geen zelfstandig naamwoord?
A
hout
B
fiets
C
aardig
D
Amsterdam

Slide 5 - Quizvraag

Welke zelfstandig naamwoorden zie je in deze zin?

Ik heb de afwas gedaan en het vuilnis buiten gezet.

Slide 6 - Open vraag

Welke zelfstandig naamwoorden zie je in deze zin?


Het is mijn doel om vaker te gaan sporten in de sportschool.

Slide 7 - Open vraag

Lidwoorden
Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord (lw)
de, het, een

  • Er zijn twee bepaalde lidwoorden (blw) (de, het) en er is een onbepaald lidwoord (olw) (een).
  • Bij een bepaald lidwoord weet je precies waarom het gaat, bij een onbepaald lidwoord kan het om van alles gaan.

bepaald lidwoord: ‘de’ en ‘het’
  • mannelijk               de leraar
  • vrouwelijk               de actrice
  • onzijdig                   het station 
  • verkleinwoord       het autootje

onbepaald lidwoord: ‘een’
  • mannelijk              een leraar
  • vrouwelijk              een beroemde actrice
  • onzijdig                  een koud, leeg station

Slide 8 - Tekstslide

Het bleef de hele dag regenen.

'Het' is hier wel/geen bepaald lidwoord
A
Wel
B
Geen

Slide 9 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord (bn)
  • Zegt iets over het zelfstandige naamwoord.
    Kleur, materiaal, eigenschap, enzovoort.

  • Staat er direct voor en soms achter een zelfstandig naamwoord;
    Een paarse krokodil – De krokodil is paars.

  • Heeft soms een verbogen vorm;
    Het ticket is goedkoop – het goedkope ticket


  • Krijgt bij stoffen en materialen'-en' erachter;
    Het stalen kettingslot – de katoenen sok.

  • Is soms gemaakt van een werkwoord;
  • De gestolen goederen.

Slide 10 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
  • Het kan zelfstandig gebruikt worden als er voldoende context is;
  • Ik wil een blauwe, geen groene.

  • Heeft vaak trappen van vergelijking;
    Deze is laag, die is lager en die het laagst.

  • Zijn soms afgeleid van een werkwoord.
    Blaffende honden bijten niet.

Slide 11 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
  • Stel een vraag om te ontdekken wat de bijvoegelijke naamwoorden zijn.
    Wat is/zijn + zelfstandig naamwoord?

Let op de spelling
  • De-woorden + e (ook bij een)
  • Het-woorden + e (bij een zonder e)

  • Stof en materialen + 'en'
    Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord vertelt je van welk materiaal iets gemaakt is.

Er zijn ook uitzonderingen! Kijk maar eens naar de voorbeelden:
  • de polyester trui
  • het plastic tasje
Je ziet dat deze stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden niet op -en eindigen. Dat komt meestal omdat het om nieuwere stoffen gaat, die de mens zelf heeft uitgevonden. De woorden ‘plastic’ en ‘polyester’ zijn daar voorbeelden van. We geven je nog wat voorbeelden:
  • het aluminium bootje
  • een nylon touw
  • de latex handschoenen

Slide 12 - Tekstslide

Welke (stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden zie je in de volgende zin?

De houten bank is oud.

Slide 13 - Open vraag

Welke (stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden zie je in de volgende zin?

De geleerde professor is naar de lange bijeenkomst geweest.

Slide 14 - Open vraag

"Ik zag twee vliegen vliegen."
Hoeveel werkwoorden staan in deze zin?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 15 - Quizvraag

Welke woordsoort mist in de volgende zin:
Door de storm zijn veel [...] verwoest.
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 16 - Quizvraag

Welke woordsoort mist in de zin:
Mijn [...] buurman maakt 's avonds heel veel lawaai.
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 17 - Quizvraag