Facilitaire dienstverlening deel A klas 4

Facilitaire dienstverlening, catering en inrichting 
Facilitaire dienstverlening, catering en inrichting, Deel A
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Facilitaire dienstverlening, catering en inrichting 
Facilitaire dienstverlening, catering en inrichting, Deel A

Slide 1 - Tekstslide

Facilitaire dienstverlening

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Video

Dit hoort niet bij de facilitaire dienstverlening
A
catering
B
veiligheid
C
verzorging
D
schoonmaak

Slide 4 - Quizvraag

apparatuur in de grootkeuken
heteluchtoven: warmte komt van elementen in de oven en wordt gecirculeerd
elektrische oven: stralingswarmte boven en onder
combisteamer: stoom/ heteluchtballon of combinatie van beide
steamer: koken met stoom ( behoud van smaak, kleur en voedingstoffen)
gasoven: gas wat aangestoken moet worden onderin
convectomaat: automatische heteluchtballon oven. gelijkmatige circulatie van lucht

Slide 5 - Tekstslide

dit gebruik je om bijvoorbeeld carpaccio mee te snijden
A
braadslede
B
contactgrill
C
convectomaat
D
snijmachine

Slide 6 - Quizvraag

hierin kun je een smoothie maken
A
blender
B
friteuse
C
heteluchtoven
D
braadslede

Slide 7 - Quizvraag

au bain marie is
A
in een bak met warm water iets verwarmen of warm houden
B
iets in water koken
C
aanbakken in een koekenpan
D
verwarmen via heteluchtoven

Slide 8 - Quizvraag

Periodieke schoonmaak is
A
iets dagelijks reinigen
B
onregelmatig iets reinigen
C
met vaste regelmaat iets reinigen
D
nooit iets reinigen

Slide 9 - Quizvraag

schoonmaakfrequentie is
A
hoe vaak je het gebruikt
B
hoe vaak je het schoonmaakt
C
waarmee je het schoon moet maken
D
waarom je het schoon moet maken

Slide 10 - Quizvraag

schoonmaakmiddelen
reinigingsmiddelen - schoonmaken van bv keuken/ toilet

onderhoudsmiddelen - levensduur verlengen bv meubelwas/ leeronderhoud

desinfecteermiddelen - micro-organismen doden bv chloor

oplosmiddelen - hardnekkig vuil bv terpentine voor verf ( gevaarlijk voor milieu en gezondheid)

Slide 11 - Tekstslide

reinigingsmiddelen
vetoplosser - basisch - lage zuurgraad, hoge PH waarde ( bv soda, afwasmiddel)
kalk verwijderen - zuur - hoge zuurgraad, lage PH waarde ( bv schoonmaakazijn, antikalk)

natuurlijk reinigingsmiddel ( bv soda, groene zeep, natuurazijn)
synthetische reinigingsmiddel ( bv chloor of dasty)

Slide 12 - Tekstslide

Voor het schoonmaken van de keuken gebruik je meestal
A
allesreiniger
B
chloor
C
terpentine
D
glassex

Slide 13 - Quizvraag

voor het verwijderen van kalkaanslag kan je het beste een ........ schoonmaakmiddel gebruiken
A
basisch
B
zuur

Slide 14 - Quizvraag

een schoonmaakmiddel wat goed vet kan oplossen heeft een ...... PH waarde
A
hoge
B
lage

Slide 15 - Quizvraag

Wat zijn de 5 schoonmaatregels?

Slide 16 - Open vraag





Wat betekent dit gevarensymbool? (3.5)

Slide 17 - Woordweb





Wat betekent dit gevarensymbool?

Slide 18 - Woordweb

Pictogrammen

Slide 19 - Tekstslide

Bonte
was
Donkere
was
Witte
was
Fijne was

Slide 20 - Sleepvraag

Wat betekenen de wassymbolen?          
Bleken
Professioneel reinigen
Strijken
Drogen
Wassen

Slide 21 - Sleepvraag

Als je wasgoed sorteert, kijk je alleen naar de kleur van het wasgoed
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Losse knopen aanzetten hoort bij een goede voorbereiding van de was
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Fijne lingerie kan je op 60 graden wassen
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quizvraag

wasverzachter maakt wasgoed antistatisch
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quizvraag

vloeibare wasmiddelen wassen beter schoon dan waspoeder
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quizvraag

stap 1

stap 2

stap 3
stap 4
stap 5
stap 6
stap 7

strijk de kraag
strijk de schouderstukken 
strijk de mouwen
strijk het voorpand, het rugpand en het andere voorpand
strijk de dubbele delen
controleer de temperatuur en het water
ruim alles op

Slide 27 - Sleepvraag

Een goede werkhouding is belangrijk tijdens werken in de facilitaire dienst. Een mooi woord hiervoor is
A
economie
B
evacuatie
C
evaluatie
D
ergonomie

Slide 28 - Quizvraag

cijferopdrachten
- periodieke schoonmaak
- relatiegeschenk
- beoordelingsformulier
- buffethapjes
- koken
- divers
- toets


Slide 29 - Tekstslide

vragen?

Slide 30 - Tekstslide