H2: 2.2Fascisme en communisme

Tussen de oorlogen
1918-1939

2.2 Fascisme en Communisme




1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Tussen de oorlogen
1918-1939

2.2 Fascisme en Communisme




Slide 1 - Tekstslide

Planning
Kort: Toetsweek 
Leerdoelen
Uitleg
Learnbeat huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Hoe vonden jullie je toets?

Slide 3 - Woordweb

Cijfer wel/niet verwacht?

Slide 4 - Woordweb

Leerdoelen 
Hoe Mussolini opkwam in Italië.
Hoe Italië een totalitaire dictatuur werd.
Hoe de Sovjeteconomie werd ontwikkeld.
Hoe de Sovjet-Unie een totalitaire dictatuur werd.

Slide 5 - Tekstslide


Fascisme

  • Fascisme is een politieke stroming, 
  • Wordt ook wel extreem-rechts genoemd

  • De naam komt van het voorwerp dat je hier ziet: een fasces
  • Dit voorwerp, een bijl met takken, stond symbool voor de macht van bestuurders in het Romeinse Rijk.

Slide 6 - Tekstslide


Benito Mussolini


  • Leider, of 'Il Duce',  van Italië (1922-1943)
  • Oprichter van de Fasci di Combattimento (Zwarthemden, knokploegen)

  • Na de Eerste Wereldoorlog en de Vrede van Versailles was er veel onvrede, en dat kwam door de onderhandelingen van de 'slechte' Italiaanse regering.

Slide 7 - Tekstslide

Italië onder Mussolini
Leider: Benito Mussolini
-Italië gefustreerd onder verdrag van Versailles.
-Kregen niets aan herstelbetalingen, wel gevochten bij geallieerden. 
-Werkloosheid hoog: 1914-1918
https://www.youtube.com/watch?v=2Lrl1K9LkJM 

Slide 8 - Tekstslide

Kenmerken van fascisme (1)
  • Fascisme is overal tegen: vooral dingen die vreemd zijn en andere culturen

  • Fascisme is anti-democratisch: het volk hoeft niet mee te praten

  • Er is één leider. Hij bepaalt wat goed is. (Leidersbeginsel/Führerbeginsel)

Slide 9 - Tekstslide

Kenmerken van fascisme (2)

  • Fascisme is nationalistisch: de eigen staat boven alles

  • Fascisme gaat uit van ongelijkheid tussen mensen: de hoogontwikkelden moeten de laagontwikkelden leiden. (Het recht van de sterkste: Sociaal-Darwinisme)


Slide 10 - Tekstslide

Kenmerken van fascisme (3)

  • Niet denken maar doen. Gevoel is belangrijker dan denken.

  • Geweld is goed: geen woorden maar daden

  • De vrouw is ondergeschikt: haar taak is het krijgen van kinderen.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Totalitaire staat
  • Totalitaire staat = De hele maatschappij staat in het teken van oorlogsvoering. Het dagelijks leven is hierop aangepast.
  • “Mussolini: alles voor de staat, niets buiten - en niets tegen de staat”.
    Propaganda-Indoctrineren = mensen van de domme houden zodat ze zich niet gaan verzetten. 

Slide 13 - Tekstslide

Communisme

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

                 Jozef Stalin


Leider,  van de Sovjet-Unie (1924-1953)
Onder Stalin werd het communistische Sovjet-Unie een totalitaire samenleving. (een samenleving waarin de machthebbers extreem veel hebben te zeggen over het volk)

Slide 16 - Tekstslide

Kenmerken van communisme (1)
  • De Sovjet-Unie werd geregeerd door één   partij, de communistische partij.
  • Communisme is antidemocratisch: het   volk hoeft niet mee te praten.
  • Sprake van persoonsverheerlijking (van        Stalin).

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Kenmerken van communisme (2)
  • De economie werd geregeld door   een Planeconomie.
     Een van de plannen voor de economie           was de Collectivisatie.

  • de Sovjet-Unie was een totalitaire staat
    door middel van showprocessen.

Slide 19 - Tekstslide

               Planeconomie

  • Onder Stalin werd de Sovjet-Unie een planeconomie.
  • Dit betekende dat de staat besliste wat én hoe er moest worden geproduceerd.

Slide 20 - Tekstslide

Zo waren er vijfjarenplannen: hierin was vastgelegd wat er in de komende vijf jaar moest worden geproduceerd.
Dát het werd geproduceerd was meestal belangrijker dan hoe het was geproduceerd: de kwaliteit en de keuze was beperkt.

Slide 21 - Tekstslide

              Collectivisatie

  • Tientallen kleine zelfstandige boerderijen werden samengevoegd (collectivisatie) tot   één groot boerenbedrijf, een kolchoz. 
  • De boerengezinnen werkten en woonden daar met elkaar. 
  • De grond, het vee, de gereedschappen, de oogst: alles was van iedereen. 


Slide 22 - Tekstslide



  • De collectivisatie moest zorgen voor een hogere opbrengst, maar dat viel vaak tegen en er ontstonden hongersnoden. Boeren slachtten hun vee uit protest tegen de collectivisatie. 

  • Boeren die zich op deze manier verzetten tegen de collectivisatie, omdat ze hun eigen boerderijtje niet wilden opgeven, werden gezien als vijand van het Staat en het communisme. Miljoenen boeren zijn om die reden vermoord.

Slide 23 - Tekstslide

               Showprocessen


  • Tegenstanders worden (meestal) vals beschuldigd en worden in een oneerlijke     rechtszaak tot zware straffen veroordeeld.

  • Bij dit soort showprocessen stond de uitkomst al vast voordat de rechtszaak was   begonnen: schuldig!

Slide 24 - Tekstslide



  • ...en ze waren zeer effectief! De angst onder de bevolking was groot. 
  • Zelfs zó groot dat mensen niet meer op een familiefoto met deze 'verraders' wilden   worden vertoond.

Slide 25 - Tekstslide


Goelag

  • Miljoenen 'tegenstanders' kwamen terecht in een goelag, een strafkamp.
  • In deze 'opvoedingskampen' moesten de gevangenen, onder zeer zware omstandigheden, dwangarbeid verrichten.

  • Sommige van deze kampen hadden niet eens hekken, omdat ontsnappen zinloos was: de kou en de wolven zouden je uiteindelijk wel doden

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Huiswerk
2.2 op Learnbeat maken.
De A opdracht is verplicht.
De B opdracht niet, maar hoort bij je portfolio. 

Slide 28 - Tekstslide