jeudi, le 11 avril

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

dagopening

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Qu’est-ce qu’on va faire?

  • objectifs
  • pièces
  • exercice de vocabulaire
  • grammaire
  • devoirs
  • je révise



Slide 4 - Tekstslide

objectifs
  • Ik ken een aantal nieuwe woorden rondom het thema winkelen
  • Ik kan korte lees- en luisterteksten begrijpen als er veel  bekende woorden worden gebruikt.
  • Ik begrijp hoe je het bijvoeglijk naamwoord in een Franse zin gebruikt.

    



               

Slide 5 - Tekstslide

pièces
landje: 1 munt per persoon
goudstaaf: 2 munten per stuk

Slide 6 - Tekstslide

exercice de vocabulaire
Faites des couples.
Notez le plus de mots que possible sur le thème 
'faire du shopping'.
Notez un mot tour-à-tour.

Slide 7 - Tekstslide

vocabulaire E
prends ta liste de vocabulaire

Slide 8 - Tekstslide

écouter
ex. 19, 20, 23

Klaar? -> H5 Extra Luisteren

Minder dan 60% -> opdr 24+30
60% of hoger -> leesopdr. 8, 9, 10

Slide 9 - Tekstslide

het bijvoeglijk naamwoord
un grand garçon
une grande fille
deux grands garçons
deux grandes filles

Slide 10 - Tekstslide

regel
mannelijk enkelvoud :     -
vrouwelijk enkelvoud :    +e
mannelijk meervoud :     +s
vrouwelijk meervoud :    +es

Slide 11 - Tekstslide

let op:
eindigt een woord al op een -e, dan krijg je geen extra -e :
                       le pantalon rouge  -  la voiture rouge

eindigt en woord al op een -s, dan krijg je geen extra -s
                      un pantalon gris  -  deux pantalons gris 

Slide 12 - Tekstslide

onregelmatige vormen
mooi     -   beau / belle / beaux / belles   
                     le garçon est beau   -   les garçons sont beaux
                     la fille est belle   -  les filles sont belles            
nieuw   -   nouveau / nouvelle / nouveaux / nouvelles
                     le vélo est nouveau  -  les vélos sont nouveaux
                     la voiture est nouvelle  -  les voitures sont nouvelles
oud       -    vieux / vieille / vieux / vieilles
                     le grand-père est vieux  -  les grands-pères sont vieux
                     la grand-mère est vieille  -  les grands-mères sont vieilles

Slide 13 - Tekstslide

  • Beantwoord de volgende vragen in twee- of drietallen.
  • Gebruik hiervoor samen 1 iPad.
  • Ieder groepslid moet het antwoord uit kunnen leggen.

Slide 14 - Tekstslide

La voiture est ...
A
bleu
B
bleue
C
bleus
D
bleues

Slide 15 - Quizvraag

Mes grands-parents sont...
A
vieux
B
vieille
C
nouveaux
D
vieilles

Slide 16 - Quizvraag

Les vélos sont ... (vert)

Slide 17 - Open vraag

Zoek de valse.

Welke zin klopt niet?
A
J'ai un grand frère et une petite soeur.
B
Mon père porte un pantalon bleu.
C
Mes grands-parents habitent dans une grande ville.
D
Tu as un nouvelle sac grise?

Slide 18 - Quizvraag

Verbeter de zin:
Mon frère a un nouvelle T-shirt bleus.

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Tekstslide

devoirs
leren woordjes/zinnen E (Chapitre 5)
maken opdrachten onder Lire
klaar? -> www.maxitaal.net/hv1a

Slide 21 - Tekstslide

objectifs
  • Ik ken een aantal nieuwe woorden rondom het thema winkelen
  • Ik kan korte lees- en luisterteksten begrijpen als er veel  bekende woorden worden gebruikt.
  • Ik begrijp hoe je het bijvoeglijk naamwoord in een Franse zin gebruikt.

    



               

Slide 22 - Tekstslide

Je dépense 50 euros par mois en vêtements.

Slide 23 - Tekstslide

Les vêtements sont chers. 
J'achète mes vêtements pendant les soldes.

Slide 24 - Tekstslide