Gedichten

Waar denk je aan bij het woord:
GEDICHT
1 / 20
volgende
Slide 1: Woordweb
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Waar denk je aan bij het woord:
GEDICHT

Slide 1 - Woordweb

Doel
Aan het einde van de les kan je 
drie kenmerken van gedichten opnoemen.


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Kenmerken gedichten
  • Woorden en zinnen van een gedicht zijn op een bijzondere       manier over een bladzijde verdeeld.
  • Een gedicht heeft minder woorden dan een gewoon verhaal.
  • Soms rijmen de regels op elkaar, maar dat hoeft niet.
  • De tekst is in stukjes verdeeld = STROFEN.
  • De tekst van een gedicht wordt op een mooie, leuke of     bijzondere manier verteld.

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Songtekst
Een songtekst is eigenlijk ook een gedicht, maar dan op muziek.


Een ander woord voor gedichten is POËZIE.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld
Gedicht van Hans Andreus

Slide 9 - Tekstslide

Vragen
  1. Waaraan kun je zien dat dit een gedicht is? Noem drie kenmerken.
  2. Sommige woorden rijmen. Noteer zoveel mogelijk woorden die rijmen.
  3. Uit hoeveel strofen bestaat het gedicht?
  4. Waarom bestaat de middelste strofe maar uit 1 zin denk je?
  5. Vul in: De ik-persoon in dit gedicht ... zich.
  6. Wanneer had jij voor het laatst ergens geen zin in?
  7. Volgens de ik-persoon is het gezond je soms te vervelen. Ben je het daar mee eens? Leg uit.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Vragen
  1. Welke kenmerken van een gedicht herken je?
  2. Welke woorden rijmen op elkaar.

Slide 12 - Tekstslide

Aan het werk
  1. Je de les 1.2 Gedicht maken. Je maakt opdracht 1 t/m 5.
    We slaan opdracht 6 over. Je krijgt hiervoor in de plaats een keuzeopdracht.
    Heb je het niet af, dan is het huiswerk.
  2. Ben je eerder klaar dan ga je werken aan een keuze opdracht.

Slide 13 - Tekstslide

Ik laat jullie het filmpje Brats zien. Wanneer je het filmpje Brats hebt gezien kun je vraag 5 beantwoorden.

Slide 14 - Tekstslide

Keuzeopdracht
Je gaat nu zelf aan de slag met het maken van een gedicht. 
Je hebt drie keuzes:

Slide 15 - Tekstslide

1
Bekijk de foto op de volgende slide. Maak zelf ook zo'n gedicht.
  • Onderzoek (google) wat de regels zijn van de dichtvorm:              Limerick
  • Zoek een onderwerp wat je leuk vindt.
  • Zorg dat jouw limerick dit onderwerp als titel krijgt.
  • Maak je eigen limerick.

Slide 16 - Tekstslide

Limerick

Slide 17 - Tekstslide

2
Maak zelf een stripgedicht. Doe het zo:
  • Zoek op internet een gedicht dat jij mooi vindt.
  • Lees het goed door.
  • Maak minimaal 4 plaatjes van het gedicht op één papier.
  • Zet de zinnen van het gedicht in de plaatjes. 

Slide 18 - Tekstslide

3
Zoek een Nederlandstalige songtekst. 
Kopieer het en zet titel en artiest er boven. 
  • Waarom heb je voor deze songtekst gekozen?
  • Over welke gevoelens gaat dit? Heb jij dit ook wel eens?
  • Ken je andere liedjes over dit onderwerp? Welke?
  • Wat zijn de verschillen en de overeenkomsten?

Slide 19 - Tekstslide

Evaluatie
Doel van de les was:
Aan het einde van de les kan de leerling drie kenmerken van gedichten opnoemen.

Heb jij dit doel bereikt? Waarom wel/niet?
Wat ging goed, wat kan beter?
Dit schrijf je op de wisbordjes.

Slide 20 - Tekstslide