Present simple (bevestigend) + herh klokkijken

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

This lesson
Present simple
Exercises

Slide 2 - Tekstslide

Goals
After this lesson, you:
Know what the present simple is
Know when to use the present simple
How to use the present simple in sentences


Slide 3 - Tekstslide

How do you say..
Ik ga naar school.

Jij leest veel boeken.

Wij lopen elke maandag naar de bibliotheek.


Slide 4 - Tekstslide

How do you say..
Ik loop naar school.


Slide 5 - Tekstslide

How do you say..
Ik loop naar school.
I walk to school.




Slide 6 - Tekstslide

How do you say..
Ik loop naar school.
I walk to school.

Hij loopt naar school.



Slide 7 - Tekstslide

How do you say..
Ik loop naar school.
I walk to school

Hij loopt naar school.
He walks to school.



Slide 8 - Tekstslide

Present simple
Tegenwoordige tijd
Altijd, nooit of regelmatig (gewoontes, feiten)



Slide 9 - Tekstslide

Present simple
I, you, we, you, they: de stam van het werkwoord
Walk, think, listen, hear, run…

He, she, it (of één naam): de stam van het werkwoord + -s
Walks, thinks, listens, hears, runs…
If the verb ends on an –s sound: add –es instead of –s, 
so: kiss --> kisses

Slide 10 - Tekstslide

Present simple
We ... to school. (to run)
Lara ... her dog. (to miss)
Jane and I ... a lot. (to laugh)

Slide 11 - Tekstslide

I ... lemonade very much. (to like)

Slide 12 - Open vraag

She never ... jeans. (to wear)

Slide 13 - Open vraag

You ... your homework right after school. (to do)

Slide 14 - Open vraag

We always ... to the bus stop. (to walk)

Slide 15 - Open vraag

Mr Smith ... Spanish and English. (to teach)

Slide 16 - Open vraag

Peter and Sarah ... football every Sunday. (to play)

Slide 17 - Open vraag

What is the SHIT rule?

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide

What time is it? Say it in English, starting with It's.
13:45

Slide 20 - Open vraag

What time is it? Say it in English, starting with It's.
08:30

Slide 21 - Open vraag

What time is it? Say it in English, starting with It's and ending with a .
20:40

Slide 22 - Open vraag

Exercises
Do exercise A 2,3,4 and D (2.3)

Finished?
Check your answers
Study vocabulary unit 1, lesson 1 and lesson 2 (Quizlet)

Slide 23 - Tekstslide