Stap 2: bereken de chemische hoeveelheid (aantal mol) van de gegeven stof
Stap 3: bereken de chemische hoeveelheid (aantal mol) van de gevraagde stof (door de molverhouding van je gegeven stof)
Stap 4: reken de chemische hoeveelheid om naar de gevraagde grootheid en eenheid (bijvoorbeeld omrekenen naar massa in g)
Stap 5: controleer de significantie
Slide 3 - Tekstslide
Nakijken: 2 t/m 7 (blz 33)
Slide 4 - Tekstslide
2
1558 − 800 = 758 g
Slide 5 - Tekstslide
3
Slide 6 - Tekstslide
4a
Slide 7 - Tekstslide
4b
Voor de pijl staat 2 mol natriumazide en na de pijl staat 2 mol natrium en 3 mol stikstof. Dus na de pijl staat in totaal 5 mol.
2 mol voor de pijl is niet gelijk aan 5 mol na de pijl.
Slide 8 - Tekstslide
5
a) Ze zal zien dat de kant waar de kaars staat omhooggaat. Bij de verbranding ontstaan gassen die ontsnappen. De massa van de kaars zal dus afnemen.
b) • De balans blijft in evenwicht, omdat de verbrandingsgassen niet kunnen ontsnappen.
• De kaars gaat na korte tijd uit, omdat de zuurstof opraakt.
Slide 9 - Tekstslide
6
a) De totale massa van de beginstoffen is 20,0 + 3,0 = 23,0 g.
De totale massa van de reactieproducten is 16,0 + 7,0 = 23,0 g.
Deze massa’s zijn aan elkaar gelijk, dus zijn alle beginstoffen verdwenen.
b) Het aantal atomen van elke atoomsoort is links en rechts van de pijl in de reactievergelijking gelijk aan elkaar. Dat betekent dus ook dat de totale massa van alle atomen voor de reactie gelijk is aan de totale massa van alle atomen na de reactie.
Slide 10 - Tekstslide
6c
Slide 11 - Tekstslide
7
Slide 12 - Tekstslide
Leerdoelen 4.3 Massa
Je kunt op microniveau uitleggen waarom de wet van massabehoud altijd geldt.Je kunt molverhoudingen gebruiken om massaberekeningen uit te voeren aan reacties.
Je kunt uitleggen wat de begrippen overmaat en ondermaat inhouden.
Je kunt uitrekenen welke stof bij een reactie in over-/ondermaat aanwezig is.
Slide 13 - Tekstslide
Overmaat en ondermaat
Ondermaat: de beginstof die als eerste op is
Overmaat: de beginstof die na de reactie nog over is.
Een overmaat appels:
Slide 14 - Tekstslide
Voorbeeld 4
In een vat wordt 50 gram NH3(g) gemengd met 50 gram HCl(g). Hierbij ontstaat NH4Cl(s).
Geef aan welke stof in overmaat aanwezig is en bereken hoeveel gram NH4Cl(s) ontstaat.