Tegenargumenten en weerleggingen - argumentatiestructuren

Tegenargumenten en weerleggingen
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Tegenargumenten en weerleggingen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Je kunt onderscheid maken tussen standpunten, argumenten, tegenargumenten en weerleggingen.
Je kent de verschillende argumentatiestructuren.

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik:
Wat is het verschil tussen standpunt en argument?

Wat is verschil tussen feitelijk en waarderend argument?


Slide 3 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen standpunt en argument

Slide 4 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een feitelijk en waarderend argument

Slide 5 - Open vraag

Signaalwoorden standpunt
Ik vind..
Volgens ons...
Zij denkt dat...
De schrijver is van mening dat...
Onze conclusie is dat...
 Dus...
Daarom...
Kortom...

Slide 6 - Tekstslide

Signaalwoorden argument
Dat blijkt uit....
immers...
namelijk...
omdat....
de reden hiervoor is....
want....

Slide 7 - Tekstslide

Enkelvoudig
Standpunt
Argument

Slide 8 - Tekstslide

Onderschikkend
Standpunt
Argument
Ondersteunend argument
want
dus

Slide 9 - Tekstslide

Nevenschikkend
Standpunt
Argument
Argument
Argument
en
en

Slide 10 - Tekstslide

 Tegenargumenten en weerlegging
Niet eens met iemand argumentatie? Je kunt dan argumenten tegen het standpunt inbrengen en/of de argumenten weerleggen.
Onthouden/opschrijven!
  • Met een tegenargument ontkracht je een standpunt
  • Met een weerlegging ontkracht je een tegenargument

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Signaalwoorden weerlegging
Signaalwoorden van weerlegiing zijn bijvoorbeeld:

  • maar
  • echter
  • toch
  • daar staat tegenover
  • dat
  • hoewel
  • daarentegen
  • dat ligt heel anders
  • tenzij

Slide 13 - Tekstslide

standpunt, argument en tegenargument

Er moet op school meer aandacht besteed worden aan de vaderlandse geschiedenis,


want jongeren moeten leren trots te zijn op ons verleden.


Meer aandacht voor de vaderlandse geschiedenis zal ten koste gaan van de tijd voor de wereldgeschiedenis.
standpunt
argument
tegenargument

Slide 14 - Tekstslide

standpunt, argument, tegenargument en weerlegging
Er moet op school meer aandacht besteed worden aan de vaderlandse geschiedenis,
want jongeren moeten leren trots te zijn op ons verleden.

Meer aandacht voor de vaderlandse geschiedenis zal ten koste gaan van de tijd voor de wereldgeschiedenis.
Er is anders weinig over ons verleden waarop we trots kunnen zijn
tegenargument
weerlegging
argument
standpunt

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Een weerlegging gaat in tegen ...
A
het tegenargument
B
het standpunt

Slide 19 - Quizvraag

Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een tegenargument en een weerlegging?
A
Een tegenargument is het ontkrachten van een standpunt; een weerlegging is het ontkrachten van een argument.
B
Een tegenargument is het ontkrachten van een argument; een weerlegging is het ontkrachten van een standpunt.
C
Er is geen verschil, dit is het zelfde.

Slide 21 - Quizvraag

Wat voor soort argumentatie is dit?
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
neven- en onderschikkende argumentatie
D
onderschikkende argumentatie

Slide 22 - Quizvraag

Wat voor soort argumentatie is dit?
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
neven- en onderschikkende argumentatie
D
onderschikkende argumentatie

Slide 23 - Quizvraag

Een weerlegging is als
A
je de voorargumenten versterkt
B
je het genoemde tegenargument ontkracht
C
als je een tegenargument geeft
D
je je standpunt duidelijk maakt

Slide 24 - Quizvraag

Signaalwoorden voor een tegenargument zijn:
A
ook, daarnaast
B
dus, vervolgens
C
echter, integendeel
D
om te

Slide 25 - Quizvraag

Herhaling argumentatiestructuur
Enkelvoudige argumentatie
Nevenschikkende argumentatie
Onderschikkende argumentatie

Slide 26 - Sleepvraag

Aan de slag
H4 lezen: argumentatie 
(tegenargumenten en weerlegging)

Maak opdracht 1 + 2 
Bladzijde 107 t/m 110

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht 1, blz. 107

Opdracht 6
a
Toch is het een gek idee dat je fouten in de werkwoordspelling kunt rechtvaardigen, alleen omdat je geen zin hebt om erover na te denken.
b
Als je écht je werkwoordspelling beheerst, hóéf je er niet eens over na te denken of ergens een d, t of dt moet komen te staan en dat je ‘antwoordde’ met twee d’s schrijft in plaats van met één.
c
Dan gaat het vanzelf.






Slide 28 - Tekstslide

Opdracht 1, blz. 107


Opdracht 7



















Slide 29 - Tekstslide