Opfriscursus grammatica

De basiselementen
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

De basiselementen
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

De lockdown heeft lang genoeg geduurd.
A
De lockdown
B
heeft
C
lang genoeg
D
geduurd

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Chris had graag op vakantie willen gaan.
A
Chris
B
had
C
willen
D
gaan

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

De conciërge zou graag met pensioen willen.

Slide 4 - Open vraag

Persoonsvorm
- Ik verander de zin van tegenwoordige tijd naar verleden tijd (of andersom) de persoonsvorm is het werkwoord dat dan mee verandert.
  
-Ik verander de zin van enkelvoud naar meervoud (of andersom) de persoonsvorm is het werkwoord dat dan mee verandert.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van de volgende zin:

Gisteren kocht Henk een flinke zak patat.

Slide 6 - Open vraag

Wat is het onderwerp van de volgende zin:

Boef en Selma gingen uit elkaar.

Slide 7 - Open vraag

Wat is het onderwerp van de volgende zin:

De zeer vriendelijke jongeman uit Utrecht kocht een seizoenskaart.

Slide 8 - Open vraag

Het onderwerp
Het onderwerp kan dus uit 1 woord bestaan, maar ook uit 10 woorden!

Slide 9 - Tekstslide

Het werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit ALLE werkwoorden in de zin. De persoonsvorm hoort dat ook bij.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het werkwoordelijk gezegde:

Ik heb het begrepen.

Slide 11 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde:

Ik zou mijn huiswerk hebben kunnen maken.

Slide 12 - Open vraag

Hoe vind ik het lijdend voorwerp (LV)?
Het lijdend voorwerp vind je met de vraag wie of wat + pv + ow + wg

Voorbeeld: Ik heb een nieuw Spotify abonnement gekregen.
  • Pv: heb
  • Ow: Ik
  • Wg: heb gekregen
  • Wie of wat + heb + ik + gekregen?
  • Antwoord: een nieuw Spotify abonnement
  • Een nieuw Spotify abonnement is het lijdend voorwerp van deze zin.

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp?
Mohammed bezocht het museum

Slide 14 - Open vraag

Wat is het lijdend voorwerp?
Chris kijkt de toets na.

Slide 15 - Open vraag

Hoe vind ik het meewerkend voorwerp? (mv)
Het meewerkend voorwerp vind je met de vraag aan/voor wie + pv, ow, wg en lv

Chris geeft T3B extra punten
Chris = onderwerp (want hij geeft)
Wat geeft hij? = extra punten (lv)
Aan wie geeft Chris extra punten? Aan T3B (dat is het mv)

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het meewerkend voorwerp?
Kareltje geeft zijn oma een cadeautje

Slide 17 - Open vraag

Wat is het meewerkend voorwerp?
De politie deelde aan de relschoppers boetes uit.

Slide 18 - Open vraag

Bijwoordelijke bepaling
Kort gezegd, alles wat je overhoudt..
Wat valt daaronder?
Tijd, plaats, hoe en waarom

Gisteren liep ik dronken over straat
Gisteren = tijd
Dronken = hoe
Over straat = plaats

Slide 19 - Tekstslide

Wat is de bwb?
In het weekend drink ik een glaasje fris.

Slide 20 - Open vraag