29-32 oefentoets

Chlamydia is een:
A
Weinig voorkomende soa, veroorzaakt door een virus
B
Weinig voorkomende soa, veroorzaakt door een bacterie
C
Vaak voorkomende soa, veroorzaakt door een virus
D
Vaak voorkomende soa, veroorzaakt door een bacterie
1 / 53
volgende
Slide 1: Quizvraag
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Chlamydia is een:
A
Weinig voorkomende soa, veroorzaakt door een virus
B
Weinig voorkomende soa, veroorzaakt door een bacterie
C
Vaak voorkomende soa, veroorzaakt door een virus
D
Vaak voorkomende soa, veroorzaakt door een bacterie

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een SOA?
A
Seksueel overdraagbare acties
B
een vorm van griep
C
seksueel overdraagbare aandoening
D
een vorm van verkoudheid

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de kinderziektes naar de bijbehorende inenting
DKTP
BMR
Difterie
Kinkhoest
Rode hond
Tetanus
Polio
Bof
Mazelen

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar staat 'BMR' voor in de BMR vaccinatie?
A
Buikgriep, mazelen en roodvonk
B
Bof, meningokokken en rode hond
C
Bof, mazelen en rode hond

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk apparaat moet je gebruiken bij een anafylactische schok
A
Balpen
B
Eko pen
C
niks
D
Epi pen

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar horen de producten?
In de schijf van vijf
Niet in de schijf van vijf

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand met een lactose intolerantie mag geen:
A
Suikerrijke producten
B
Zuivelproducten
C
Zetmeelproducten
D
Tarweproducten

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een intolerantie is...
A
Een reactie op geneesmiddelen
B
Een bijwerking op geneesmiddelen
C
Een allergische reactie van het immuunsysteem
D
Een reden om een geneesmiddel voor te schrijven.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een allergie?
A
Een reactie van het immuunsysteem op een ongevaarlijke stof
B
Een vorm van immunisatie
C
Een erfelijke afwijking in het immuunsysteem
D
Een ander woord voor anafylactische shock

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is geen kenmerk van de voeding van een moslim
A
Geen alcoholische dranken
B
Jaarlijks vasten (ramadan)
C
Vlees moet ritueel geslacht zijn
D
varkensvlees eten

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent: vegetarisch?
A
vleeseter
B
waar geen vlees of vis in zit
C
waar gelatine in zit
D
schaaldieren

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is kraamzorg?
A
Zorg die tijdens en na de bevalling word gegeven door een kraamverzorgster.
B
Iemand die bij je thuis komt schoon maken. En dan vooral het (k)raam.
C
Zorg voor kinderen die naar de opvang komen.
D
Zorg voor jonge vaders.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je gaat een baby in bad doen. Wat is de juiste volgorde?

1. leg de kleren in volgorde van aantrekken klaar
2. was de baby
3. Droog de baby met een hydrofiele luier af en droog de huidplooien extra goed
4. Neem de baby uit bad en leg de baby op het aankleedkussen
5. kleed de baby uit en doe de luier af
A
3,2,1,4,5
B
2,1,3,4,5
C
1,5,2,4,3
D
5,1,2,3,4

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heten de ruimtes tussen
de schedelbeenderen bij
babys?
A
Naden
B
Fontanellen
C
Gaten
D
Lege ruimtes

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom hebben baby's fontanellen in hun schedelbasis?
A
Dit zorgt ervoor dat ze makkelijker door het baringskanaal kunnen
B
Omdat de hersens nog niet volgroeid zijn
C
Dit heeft geen functie
D
Alle antwoorden zijn fout

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is converseren?
A
een gesprekje voeren
B
een toets maken
C
een mail versturen
D
een compliment geven

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een baby wordt geboren met verschillende reflexen
A
een zuigreflex
B
een grijpreflex
C
een zuig en een grijpreflex
D
een zuig, pak,- en grijpreflex

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een APGAR score?
A
Test om gezondheid baby vast te stellen
B
Test om gezondheid moeder vast te stellen
C
Score om alle reflexen te tellen
D
Score voor de kraamverzorgende

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekenen deze wassymbolen?
A
1 = in de wasmachine wassen, fijne was 2 = heet strijken 3 = niet bleken 4 = stomen mag 5 = mag in de droger, normale temperatuur
B
1 = in de wasmachine wassen, fijne was 2 = warm strijken 3 = bleken mag 4 = niet stomen 5 = mag in de droger, lage temperatuur
C
1 = wasmachine wassen op gewoon programma 2 = lauw strijken 3 = bleken mag 4 = niet stomen 5 = mag niet in de droger
D
1 = wasmachine wassen op gewoon programma 2 = warm strijken 3 = niet bleken 4 = stomen mag 5 = mag niet in de droger

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de afbeelding. Wat betekent dit symbool op een wasetiket?
A
alleen snelle handwas
B
geschikt voor chemisch reinigen
C
kreukherstellende was
D
trommeldrogen op laagste stand

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de afbeelding. Wat betekent dit symbool op een wasetiket?
A
chemisch reinigen
B
drogen in droogtrommel
C
strijken op hoge temperatuur
D
wasmachine reinigen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat staat er op de bijsluiter van een medicijn?


A
houdbaarheidsdatum van het medicijn
B
bijwerkingen die kunnen optreden
C
manier waarop je het medicijn moet bewaren
D
zowel A, B en C

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de bijsluiter van een medicijn tegen koorts, staat het volgende:
A
Ja, er zit genoeg tijd tussen de eerste en de tweede tablet.
B
Ja, ze mag maximaal 2 tabletten per dag nemen.
C
Nee, er zit niet genoeg tijd tussen de eerste en de tweede tablet.
D
Nee, ze mag niet meer dan 1 tablet per dag nemen.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verslaving is....
A
Dezelfde dosering werkt niet meer voldoende
B
zowel lichaam als geest zijn afhankelijk geworden
C
medicijnen versterken elkaar
D
is een veel voorkomende bijwerking en komt vaak voor in de vorm van diarree

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie of wat is Korsakov?
A
Een DJ.
B
Een drankje met een alcoholpercentage van bijna 50%.
C
De ontdekker van wodka.
D
Hersenbeschadiging als gevolg van overmatig alcoholgebruik.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mazelen is dit een ziekte of stoornis
A
ziekte
B
stoornis

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Autisme is dit een stoornis of een ziekte
A
ziekte
B
stoornis

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een tand door de lip
A
leggen we een ijsblokje op de lip
B
doen we een pleister op de lip
C
leggen we een steriel gaasje op de lip
D
leggen we de vinger op de lip

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is domotica?
A
een app waarmee iemand kan checken of hij gezond leeft
B
een robot die je kan inzetten zodat iemand zich minder eenzaam voelt
C
het automatiseren van elektrisch apparaten in het huis van de zorgvrager

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen intolerantie en allergie voor melk?
A
Bij een melkintolerantie kan men niet tegen de lactose in de melk, bij een melkallergie kan men niet tegen de melkeiwitten
B
Bij een melkintolerantie kan men niet tegen de melkeiwitten in de melk, bij een melkallergie kan men niet tegen het vet.
C
Bij een melkallergie kan men niet tegen de melkeiwitten in de melk, bij een melkintolerantie kan men niet tegen het vet.
D
Bij een melkallergie kan men niet tegen de koolhydraten in de melk, bij een melkintolerantie kan men niet tegen het eiwit.

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van welk soort motivatie is hier sprake?
Emma gaat zwemmen want daarna voelt zij zich heerlijk ontspannen.
A
Intrinsieke motivatie
B
Extrinsieke motivatie

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als jouw motivatie door een hogere salaris wordt geprikkeld, is er sprake van
A
een extrinsieke motivatie.
B
een intrinsieke motivatie
C
extrinsieke en intrinsieke motivatie

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stel dat Jasmine het volgende beeld liet zien, wat is haar APGAR score?
- Onregelmatig ademhalen
- Goede spiertonus (spanning)
- Reageert goed op prikkels, huilt
- Roze huidskleur
- Hartslag van 80/min (minimaal 100 is goed)

A
0
B
6
C
2
D
10

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke apgar score kun je geven aan een baby die helemaal blauw is?
A
1
B
2
C
0
D
4

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent ‘Domotica’?
Domotica is een verzamelbegrip voor:

A
aanpassingen waardoor rolstoelgebruikers zich veilig kunnen verplaatsen.
B
medicijnen die ervoor zorgen dat mensen langer zelfredzaam blijven.
C
voorzieningen die bepaalde functies in huis automatiseren.
D
zorgrobots die mensen met een beperking ondersteunen.

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekenen de wassymbolen?
Bleken
Professioneel reinigen
Strijken
Droger
Wassen

Slide 36 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een verslikking
A
gebruik je Heimlich
B
geef je 5 stoten tussen de schouderbladen
C
verwijder zichtbaar voorwerp
D
alle drie

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Eerstegraads brandwond 
Tweedegraads brandwond 
Derdegraads brandwond

Slide 38 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij wat voor beet/steek kun je de ziekte van Lyme oplopen
A
Teek
B
Wesp
C
Bij
D
Mier

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

LSD staat voor
A
Luisteren-samenvatten-doorvragen
B
Lief zijn- samenwerken-denken
C
Luisteren-samen-denken
D
Luisteren-samenwerken-doorvragen

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat past bij grenzen stellen?
A
Hard op de feiten, zacht op de persoon.
B
Zacht op de feiten, hard op de persoon.

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is motiveren
A
iemand helpen bij zijn taak.
B
zorgen dat anderen ingrijpen als er iets gebeurt.
C
zorgen dat iemand zij taak met plezier doet.
D
taken laten uitvoeren zonder begeleiding.

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kan je luizen krijgen?
A
Ze springen over
B
Ze lopen over
C
Ze zitten in jassen etc.
D
In de zandbak

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Neten zijn eitjes van luizen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Extrinsieke motivatie 
Intrinsieke motivatie 
Komt van buitenaf
welwillendheid
 schaamte 
Komt van binnenuit
 stress
plezier
intern

Slide 45 - Sleepvraag

Optionele dia
Simpele sleepoefening om te kijken of deelnemers het begrepen hebben.
Is tevens een leuk voorbeeld van een activerende werkvorm die weinig tijd kost.
De huisarts schrijft medicatie in de vorm van tabletten, welke toedieningsvorm is dit?
A
Oraal
B
Rectaal

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kijk naar de volgende verschijnselen:
groeispurt-natte droom-menstruatie-balzak-schaamlippen-penis-vagina
Welke verschijnselen zijn echt kenmerkend voor de puberteit?
A
natte droom - balzak - vagina
B
natte droom - menstruatie - groeispurt
C
balzak - vagina - groeispurt
D
schaamlippen - groeispurt - balzak

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de puberteit?
A
De tijd waarin je niet zonder je ouders kan.
B
Een moment waarop je alles leuk vindt.
C
Een fase in je leven waarin je volwassen wordt
D
Een fase waarin je graag veel ijsjes eet.

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Steunkousen
A
Helpt de vochtdoorstroming te verbeteren
B
Helpt de bloedstroom te verbeteren
C
Helpt de vet stroom te verbeteren

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De drie belangrijkste symptomen van hersenvliesontsteking zijn
A
hoofdpijn, koorts, toevallen
B
hoofdpijn, uitslag, braken
C
hoofdpijn, koorts, nekstijfheid
D
hoofdpijn, uitslag, moeite met licht

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Beroepsgeheim is hetzelfde als.....
A
Zwijgplicht
B
Integer zijn
C
Privacy waarborgen
D
Open communicatie met collega's

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Obstipatie is:
A
incontinent zijn van ontlasting
B
harde en droge ontlasting
C
dunne ontlasting
D
zachte en soepele ontlasting

Slide 52 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Beroepsgeheim is.........................
A
Niemand mag weten welk werk je doet.
B
Werken in een ander land.
C
Onderdeel van politie.
D
De plicht te zwijgen over dingen die je weet vanuit je beroep.

Slide 53 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies