Chemisch rekenen molariteit (hfd5.3, H4, Chemie)

§5.3 chemische hoeveelheid  "mol" deel 2
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

§5.3 chemische hoeveelheid  "mol" deel 2

Slide 1 - Tekstslide

De huiswerkopgaven van §5.3 waren:
(kies het best passende antwoord voor jou)
A
makkelijk
B
moeilijk, maar lukte wel
C
graag nog een keer uitleg
D
geen idee, want ik heb het niet gemaakt

Slide 2 - Quizvraag

Als je nog een keer uitleg wilt. Over welk onderdeel dan?
A
chemische hoeveelheid mol!
B
molaire massa
C
kruistabellen
D
dichtheid

Slide 3 - Quizvraag

Vandaag
  • Herhaling omrekenen mol <--> gram
  • Molariteit

Slide 4 - Tekstslide

In formules
Dichtheid
ρ=vm
m=ρv
v=ρm
Molairemassa
n=Mm
m=nM
M=nm

Slide 5 - Tekstslide

In kruistabellen
Dichtheid:eenheidcm3g
Molairemassa:eenheidmolg
massa
aantal gram
volume
per 1 cm3
massa
aantal gram
chemische hoeveelheid
per 1 mol

Slide 6 - Tekstslide

De molaire massa van glucose (C6H12O6) is 180,16 g/mol.
Hoeveel mol is 550g?
A
0,323 mol
B
3,05 mol
C
9,91 mol
D
9,91*10^4mol

Slide 7 - Quizvraag

De M van C6H12O6 is 180,16 g/mol.
Hoeveel mol is 550 g?
M = 180,16 g/mol
m = 550 g



n=m/M = 550g/180,16g/mol
    = 3,05mol
massa
180,16g
550g
mol
1 mol
3,05mol

Slide 8 - Tekstslide

§5.3 Molariteit
  • Concentratie ken je in g/L (gram per liter)
  • Concentratie kan ook in mol/L = M (mol per liter) of M
  • De formule is:

  • "M" spreek je uit als "molair"
  • Concentratie in M heet ook molariteit. 
molariteit=volume(liter)chemischehoeveelheid(mol)

Slide 9 - Tekstslide

grootheden,    symbolen en eenheden
massa
m
g
volume
v
L
dichtheid
p
g/dm3
chemischehoeveelheid
n
mol
molaire massa
relatieve atoommassa
M
Mr
g/mol
u
concentratie
molariteit
c
c
g/l
mol/L of M

Slide 10 - Tekstslide

In formules
Dichtheid
ρ=vm
m=ρv
v=ρm
Molairemassa
n=Mm
m=nM
M=nm
Molariteit
c=vm
m=cv
v=cm
c=vn
n=cv
v=cn
Concentratie
Concentratie

Slide 11 - Tekstslide

De molariteit van een glucose-oplossing is 0,550M.
Hoeveel mol glucose zit er in 200ml?
A
2,75103mol
B
1,10101mol
C
2,75101mol
D
1,10102mol

Slide 12 - Quizvraag

De molariteit van een glucose-oplossing is 0,550M.
Hoeveel mol glucose zit er in 200ml?
c = 0,550M = 0,550 mol/L
v = 200ml = 0,200L



n=c*v = 0,550mol/L * 0,200L
    = 0,110mol = 1,10*10-1 mol
mol
0,550 mol
1,10*10-1 mol
L
1 L
0,200L

Slide 13 - Tekstslide

Bereken de molariteit van natriumionen als 3,55 g natriumsulfaat wordt opgelost tot 500ml.
A
5,00103M
B
1,00102mol
C
5,00102M
D
1,00101M

Slide 14 - Quizvraag

n=m/M =3,55g/(142,04g/mol)= 0,0250mol
Na2SO4, dus 0,0500mol Na+ ionen !!!
c = n/v= 0,0500mol/0,500L = 0,100 M
 = 1,00*10-1M
gram
142,04g
3,55g
mol
1 mol
0,0250mol
m=3,55 g
v = 500ml
M=142,04g/mol
mol
0,550 mol
0,0500mol
L
1 L
1,00*10-1M
Bereken de molariteit van natriumionen als 3,55 g natriumsulfaat wordt opgelost tot 500ml.
Na2SO4, dus 0,0500mol Na+ ionen!!!

Slide 15 - Tekstslide

Vandaag
  • Herhaling omrekenen mol <--> gram
  • Molariteit

Slide 16 - Tekstslide

En nu?
  • volgende les: §5.3 chemische concentratie (herhaling)
  • lees en leer §5.3 
  • maak opgaven 26 t/m 29



Slide 17 - Tekstslide