Ingezonden brief, argumentatie en verwijswoorden

Leerdoelen 
  • Ik kan uitleggen wat een ingezonden brief is;  
  • Ik kan de opbouw van een ingezonden brief benoemen;  
  • Ik kan benoemen hoe je goede argumenten kunt vinden;  
  • Ik kan uitleggen hoe je in een betogende tekst argumenten moet uitwerken;  
  • Ik kan de juiste verwijswoorden gebruiken in een tekst.  

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen 
  • Ik kan uitleggen wat een ingezonden brief is;  
  • Ik kan de opbouw van een ingezonden brief benoemen;  
  • Ik kan benoemen hoe je goede argumenten kunt vinden;  
  • Ik kan uitleggen hoe je in een betogende tekst argumenten moet uitwerken;  
  • Ik kan de juiste verwijswoorden gebruiken in een tekst.  

Slide 1 - Tekstslide

Ingezonden brief 

Slide 2 - Tekstslide

Waar reageert de schrijfster van deze brief op?

Slide 3 - Open vraag

Wat is de mening van de schrijfster van deze brief?

Slide 4 - Open vraag

Welke argumenten geeft ze om haar mening te onderbouwen?

Slide 5 - Open vraag

Ingezonden brief 

In een ingezonden brief reageer je op iets wat je hebt gelezen. De ingezonden brief is een betogende tekst. Je wilt de lezers overtuigen van jouw mening met behulp van argumenten. Houd de brief kort. 

Slide 6 - Tekstslide

Opbouw ingezonden brief 
Schrijf in de inleiding: 
- waarop je reageert; 
- wat jouw mening is. 
Schrijf in de kern: 
- wat de argumenten zijn voor jouw mening. 
Schrijf in het slot: 
- een samenvatting of conclusie waar je je mening herhaalt. 

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht
Maak nu eerst opdracht 2 van 3.6 Schrijven. 
(blz. 117) 

Pas als je deze opdracht gemaakt hebt, ga je verder met de LessonUp.

Slide 8 - Tekstslide

Argumenten vinden 
Als je je publiek wilt overtuigen van jouw mening, moet je goede argumenten gebruiken. Daarmee bewijs je dat je gelijk hebt. Je hoeft niet alle argumenten zelf te verzinnen, je kunt ook argumenten van anderen gebruiken. Let dan wel op dat ze passen bij jouw mening. Gebruik niet te veel argumenten, beperk je tot de belangrijkste. 

Slide 9 - Tekstslide

Hoe vind je goede argumenten?
  • Gebruik het zoekplan op blz. 262 van je lesboek. 
  • Bepaal of je bronnen betrouwbaar zijn. Kijk voor tips op blz. 83.
  • Meningen staan in de inleiding, argumenten in de kern. 
  • De belangrijkste argumenten staan vaak ook in de conclusie. 
  • Argumenten staan vaak achter elkaar. Je herkent ze aan signaalwoorden voor opsommingen, zoals ten eerste, ten tweede, ook, daarnaast
  • Feiten zoals recente cijfers, onderzoeksresultaten zijn sterke argumenten. 

Slide 10 - Tekstslide

Argumenten uitwerken 
In een betogende tekst werk je de argumenten voor je mening uit. Zorg voor een goede opbouw. 
  • Gebruik per argument een aparte alinea. 
  • Begin de alinea met het argument.
       Bijvoorbeeld: Kleedgeld is leerzaam. 
  • Geef daarna uitleg bij dat argument. 
       Bijvoorbeeld: Je gaat veel beter op de prijs letten van kleding. 
  • Geef een voorbeeld bij de uitleg. 
       Bijvoorbeeld: Als ik per maand 50 euro krijg, dan ga ik niet zomaar een duur Dolce &             
       Gabbana-topje kopen van 100 euro. 

Slide 11 - Tekstslide

Opdrachten 
Maak nu eerst opdracht 4 en opdracht 7a en 7b van 3.6 Schrijven. (blz. 118)

Pas als je deze opdracht gemaakt hebt, ga je verder met de LessonUp.

Slide 12 - Tekstslide

Verwijswoorden 
Bekijk het volgende filmpje! 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Opdrachten
Maak nu opdracht 8, 9 en 10 van 3.6 Schrijven (blz. 119)

Slide 15 - Tekstslide