3.4 Schrijven en formuleren 2 havo

Het betoog
 
Ik kan een betoog/ingezonden brief schrijven.
Ik kan argumenten zoeken en deze  uitwerken.
Ik kan beelden schrijven.

Waar moet je op letten?
- conventies 
- taalgebruik (net en formeel)

Hfdst. 3.4: Schrijven en formuleren. 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Het betoog
 
Ik kan een betoog/ingezonden brief schrijven.
Ik kan argumenten zoeken en deze  uitwerken.
Ik kan beelden schrijven.

Waar moet je op letten?
- conventies 
- taalgebruik (net en formeel)

Hfdst. 3.4: Schrijven en formuleren. 

Slide 1 - Tekstslide

Weet jij wat een betoog is?

Slide 2 - Woordweb

Betoog
Een tekst waarin de schrijver zijn mening wil geven en deze mening ondersteunt door argumenten.

Slide 3 - Tekstslide

Betogende tekst

Slide 4 - Tekstslide

Ingezonden brief 

In een ingezonden brief reageer je op iets wat je hebt gelezen. De ingezonden brief is een betogende tekst. Je wilt de lezers overtuigen van jouw mening met behulp van argumenten. Houd de brief kort. 

Slide 5 - Tekstslide

Ingezonden brief 

Slide 6 - Tekstslide

Waar reageert de schrijfster van deze brief op?

Slide 7 - Open vraag

Wat is de mening van de schrijfster van deze brief?

Slide 8 - Open vraag

Welke argumenten geeft ze om haar mening te onderbouwen?

Slide 9 - Open vraag

Opbouw ingezonden brief 
Schrijf in de inleiding: 
- waarop je reageert; 
- wat jouw mening is. 
Schrijf in de kern: 
- wat de argumenten zijn voor jouw mening. 
Schrijf in het slot: 
- een samenvatting of conclusie waar je je mening herhaalt. 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Argumenten vinden 
Als je je publiek wil overtuigen van jouw mening, moet je goede argumenten gebruiken. Daarmee bewijs je dat je gelijk hebt. Je hoeft niet alle argumenten zelf te verzinnen, je kunt ook argumenten van anderen gebruiken. Let dan wel op dat ze passen bij jouw mening. Gebruik niet te veel argumenten, beperk je tot de belangrijkste. 

Slide 12 - Tekstslide

Hoe vind je goede argumenten?
  • Gebruik het blokjesschema op blz. 184
  • Bepaal of je bronnen betrouwbaar zijn. 
  • Een mening staat in de inleiding en bij de argumenten in de kern. 
  • De belangrijkste argumenten staan vaak ook in de conclusie. 
  • Argumenten staan vaak achter elkaar. Je herkent ze aan signaalwoorden voor opsommingen, zoals ten eerste, ten tweede, ook, daarnaast
  • Feiten zoals recente cijfers, onderzoeksresultaten zijn sterke argumenten. 

Slide 13 - Tekstslide

Argumenten uitwerken 
In een betogende tekst werk je de argumenten voor je mening uit. Zorg voor een goede opbouw. 
  • Gebruik per argument een aparte alinea. 
  • Begin de alinea met het argument.
       Bijvoorbeeld: Kleedgeld is leerzaam. 
  • Geef daarna uitleg bij dat argument. 
       Bijvoorbeeld: Je gaat veel beter op de prijs letten van kleding. 
  • Geef een voorbeeld bij de uitleg. 
       Bijvoorbeeld: Als ik per maand 50 euro krijg, dan ga ik niet zomaar een duur Dolce &             
       Gabbana-topje kopen van 100 euro. 

Slide 14 - Tekstslide

Bedenk een argument voor (je bent het hier dus mee eens!) de volgende stelling:

Alle kinderen moeten op school EHBO les krijgen.


Slide 15 - Open vraag

Bedenk een tegen argument je bent het hier dus niet mee eens!) bij de volgende stelling:

Alle kinderen moeten op school EHBO les krijgen.

Slide 16 - Open vraag

Blokjesschema

Slide 17 - Tekstslide

Beeldend formuleren

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Tips
Schrijf in de inleiding:
- waarop je reageert;
- wat jouw mening is.
Schrijf in de kern:
- wat de argumenten zijn voor jouw mening.
Schrijf in het slot:
- een samenvatting of conclusie waar je je mening herhaalt. 
Wissel de korte en de lange zinnen af.
Controleer of je zinnen kloppen en controleer of de spelling juist is. 

Slide 20 - Tekstslide

Maken 
Maken opdracht 14 t/m 18

Slide 21 - Tekstslide