Thema 5 - les 19 - oefenen toets

lesdoel
Je herhaalt wat je geleerd hebt in blok 5.
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 154 min

Onderdelen in deze les

lesdoel
Je herhaalt wat je geleerd hebt in blok 5.

Slide 1 - Tekstslide

Welke uitdrukkingen horen bij de zinnen?
Daar heeft hij wel oren naar.
Nu zit ze in de puree.
Ze had er geen woorden voor.
Ik geloof haar op haar woord.

Slide 2 - Sleepvraag

Vul het goede woord in!
In de film moest een spion een gesprek tussen twee boeven .........
A
bewijs
B
controleerde
C
doorhebben
D
afluisteren

Slide 3 - Quizvraag

Vul het goede woord in!
Hij was op zoek naar het  ......... dat ze een overval hadden gepleegd.
A
bewijs
B
controleerde
C
doorhebben
D
afluisteren

Slide 4 - Quizvraag

Vul het goede woord in!
De boeven mochten niet  ......... dat de bespioneerd werden.
A
bewijs
B
controleerde
C
doorhebben
D
afluisteren

Slide 5 - Quizvraag

Vul het goede woord in!
Daarom  ......... de spion eerst of zijn mobieltje uitgeschakeld was.
A
bewijs
B
controleerde
C
doorhebben
D
afluisteren

Slide 6 - Quizvraag

lesdoel
Ik leer hoe ik een duidelijke instructie kan schrijven.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de juiste volgorde van deze instructie?
Kies vervolgens het goede wasprogramma.
Start tenslotte de wasmachine
Doe eerste de was in de wasmachine
Sluit dan de wasmachine
Doe daarna het wasmiddel in het bakje.
stap 1
stap 2
stap 3
stap 4
stap 5

Slide 8 - Sleepvraag

Sleep de juiste instructie naar het plaatje.
Doe ham en kaas op een boterham.
Leg hierboven op een andere boterham.
Leg de boterhammen op een tosti-ijzer.
Maak tenslotte het tosti-ijzer open. Eet smakelijk.

Slide 9 - Sleepvraag


Slide 10 - Open vraag

Welke taal is het? Maak de zinnen af.
Jan woont in Polen. Hij spreekt .....

Slide 11 - Open vraag

Welke taal is het? Maak de zinnen af.
Lena woont in Nederland. Zij spreekt .....

Slide 12 - Open vraag

Welke taal is het? Maak de zinnen af.
Anouk woont in Frankrijk. Zij spreekt .....
A
Frankrijks
B
Frans

Slide 13 - Quizvraag

Welke taal is het? Maak de zinnen af.
Maria woont in Spanje. Zij spreekt .....
A
Spaans
B
Spanjes

Slide 14 - Quizvraag

Welke taal is het? Maak de zinnen af.
Gamze woont in Turkije. Ze spreekt .....

Slide 15 - Open vraag

Welke taal is het? Maak de zinnen af.
Peter woont in Duitsland. Hij spreekt .....

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Tekstslide

Welke vergelijking gebruik je?
Het paard is .... de poes
A
groter dan
B
kleiner dan
C
even groot als

Slide 18 - Quizvraag

Welke vergelijking gebruik je?
De vogel is .... het kuiken.
A
groter dan
B
kleiner dan
C
even groot als

Slide 19 - Quizvraag

Welke vergelijking gebruik je?
De hond is .... het paard.
A
groter dan
B
kleiner dan
C
even groot als

Slide 20 - Quizvraag

aa het werk
Maak de tussentoets woordenschat.

Slide 21 - Tekstslide