3.3 Hoe werkt de markt?

Hoe werkt de markt?
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoe werkt de markt?

Slide 1 - Tekstslide

In deze les...
- Herhalen Elasticiteit
- Marktvormen

Slide 2 - Tekstslide

Elastisch

Iets is (prijs)elastisch als de vraag sterk  reageert op een verandering van de prijs.

Als de prijs met bijvoorbeeld 1% stijgt, zal de gevraagde hoeveelheid met meer dan 1% dalen.

Andersom, als de prijs met bijvoorbeeld 1% daalt, zal de gevraagde hoeveelheid met meer dan 1% stijgen.


Slide 3 - Tekstslide

Inelastisch

Iets is (prijs)inelastisch als de vraag niet sterk  reageert op een verandering van de prijs.

Als de prijs met bijvoorbeeld 1% stijgt, zal de gevraagde hoeveelheid met minder dan 1% dalen.

Andersom, als de prijs met bijvoorbeeld 1% daalt, zal de gevraagde hoeveelheid met minder dan 1% stijgen.


Slide 4 - Tekstslide

Er is sprake van een elastisch vraag. De prijs stijgt met 2%. De vraag zal...
A
met meer dan 2% dalen
B
met minder dan 2% dalen
C
met meer dan 2% stijgen
D
met minder dan 2% stijgen

Slide 5 - Quizvraag

Berekening prijselasticiteit

De prijselasticiteit kun je als volgt berekenen:


                    


Ev tussen 0 en -1: inelastisch

Ev kleiner dan -1: elastisch


Slide 6 - Tekstslide

De prijs daalt met 10% en
hierdoor stijgt de vraag met 20%.
Hoe groot is de elasticiteit
en is dit elastisch of inelastisch?
A
Ev = -2 Inelastisch
B
Ev = -2 Elastisch
C
Ev = -0,5 Inelastisch
D
Ev = -0,5 Elastisch

Slide 7 - Quizvraag

Uitleg

De formule van de elasticiteit is:



Ev = 20% / - 10% = -2

Dit is kleiner dan -1, dus elastisch

Slide 8 - Tekstslide

De prijs stijgt met 10%. Verder is gegeven dat de elasticiteit -1 is.
Met hoeveel verandert de vraag?
A
Daalt met 1%
B
Daalt met 10%
C
Stijgt met 10%
D
Dat kun je niet zeggen

Slide 9 - Quizvraag

Uitleg

De formule van de elasticiteit is:



- 1 = proc. ver. Qv / 10%

procentuele verandering vraag = -1 x 10% = - 10%


Slide 10 - Tekstslide

Stel, de prijs daalt met 5%.
De elasticiteit is -2.
Met hoeveel verandert de vraag?
A
Stijgt met 10%
B
Stijgt met 2,5%
C
Daalt met 2,5%
D
Daalt met 10%

Slide 11 - Quizvraag

Uitleg

De formule van de elasticiteit is:



- 2 = proc. ver. Qv / - 5%

procentuele verandering vraag = -2 x - 5% = 10%


Slide 12 - Tekstslide

Er is sprake van een inelastische vraag. Gegeven is verder dat de prijs daalt.
Wat zal er met de vraag gebeuren?
A
De vraag zal met een groter percentage dalen dan de prijs.
B
De vraag zal met een kleiner percentage dalen dan de prijs.
C
De vraag zal met een groter percentage stijgen dan dat de prijs daalt.
D
De vraag zal met een kleiner percentage stijgen dan dat de prijs daalt.

Slide 13 - Quizvraag

Uitleg
Bij een inelastische vraag, zal de procentuele verandering van de vraag kleiner zijn dan de procentuele verandering van de prijs. Als de prijs dus daalt, zal de procentuele stijging van de vraag dus kleiner zijn dan de procentuele daling van de prijs.

Slide 14 - Tekstslide

De elasticiteit is -3. De gevraagde hoeveelheid is met 15% gestegen. Met hoeveel is de prijs gedaald?
A
3%
B
5%
C
15%
D
45%

Slide 15 - Quizvraag

Uitleg

De formule van de elasticiteit is:



- 3 = 15 / procentuele verandering van de prijs

procentuele verandering prijs = 15% / - 3 = - 5%

(Dus met 5 % gedaald.)


Slide 16 - Tekstslide

Wat kun/ ken je na deze les?
- Je kent de vier verschillende marktvormen
- Je kan deze marktvormen onderscheiden door het type product en het aantal aanbieders.

Slide 17 - Tekstslide

Type product
- Homogene producten: identieke 
producten voor de afnemer

- Heterogene producten: producten 
met kleine verschillen voor de consument

Slide 18 - Tekstslide

Transparantie van de markt
Iedere marktdeelnemer heeft alle informatie over een product op de markt.


Slide 19 - Tekstslide

Vrije toe- en uittreding
Hoe moeilijk het is voor een aanbieder om de markt te betreden

Slide 20 - Tekstslide

Aantal aanbieders
- Een markt met veel aanbieders: De aanbieder heeft weinig invloed op de prijs

- Een markt met weinig aanbieders: De aanbieder heeft veel invloed op de prijs

Slide 21 - Tekstslide

Supermarktketens

Slide 22 - Woordweb

Welke marktvorm heeft een supermarkt?

Slide 23 - Tekstslide

Heterogeen product, weinig aanbieders
Homogeen product, veel aanbieders
Heterogeen product, veel aanbieders

Slide 24 - Sleepvraag

Volkomen concurrentie
- Homogeen product
- Transparante markt
- Eenvoudige toe en uittreding
- Veel aanbieders


- Hoeveelheids-aanpasser


Slide 25 - Tekstslide

Monopolie
- Moeilijk of onmogelijke toetreding.
- Eén aanbieder en veel vragers.
- Géén transparante markt

- Overheidsmonopolie
- Prijszetter



Slide 26 - Tekstslide

Oligopolie (homogeen)
- Moeilijke toetreding
- Weinig aanbieders

- Kartelvorming
- Prijzenoorlog



Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Oligopolie (heterogeen)
- Moeilijke toetreding
- Weinig aanbieders



- Concurreren liever niet op prijs





Slide 29 - Tekstslide

Monopolistische concurrentie
- Heterogeen product 
- (Relatief) Eenvoudige 
toe- en uittreding
- Veel aanbieders

- Aanbieder kan de prijs 
  gedeeltelijk zelf bepalen


Slide 30 - Tekstslide

Restaurant de Herdenbergher is een vorm van:
A
Oligopolie
B
Volkomen concurrentie
C
Monopolie
D
Monopolistische concurrentie

Slide 31 - Quizvraag

Prorail (beheerder van het spoornet) heeft een marktvorm van:
A
Oligopolie
B
Volkomen concurrentie
C
Monopolie
D
Monopolistische concurrentie

Slide 32 - Quizvraag

Aan de slag.
Maken 3.3

Slide 33 - Tekstslide

Tot slot
Volgende week Herfstvakantie

Over 2 weken: 3.3 af

Slide 34 - Tekstslide