A1 Grammatica: meewerkend voorwerp

Grammatica
Meewerkend voorwerp
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica
Meewerkend voorwerp

Slide 1 - Tekstslide

Doel:

Je kent al het onderwerp, de persoonsvorm, het lijdend voorwerp en het werkwoordelijk en het naamwoordelijk gezegde.


Ik weet wat het meewerkend voorwerp is en kan deze in een zin aanwijzen.

Slide 2 - Tekstslide

Jan gaf de toets aan de leraar.

Wat is 'Jan'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 3 - Quizvraag

Jan gaf de toets aan de leraar.

Wat is 'de toets'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 4 - Quizvraag

Herhaling:

werkwoordelijk gezegde: alle werkwoorden uit de zin

naamwoordelijk gezegde: naamwoordelijk en werkwoordelijk deel

onderwerp: wie (wat) + gezegde


lijdend voorwerp: wat (wie) + gezegde + onderwerp

Slide 5 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
Komt voor in zinnen waarin het werkwoord aangeeft dat iets aan iemand wordt gegeven of verteld. 

De persoon aan wie iets wordt gegeven of verteld, is het meewerkend voorwerp.


Slide 6 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp

Stap 1: Meewerkend voorwerp: aan (voor) wie/wat + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp


Stap 2: Check of je aan of voor kunt weglaten of toevoegen.


Slide 7 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
1. Daphne overhandigt haar werkstuk aan de leraar.


2. Thomas heeft mij zijn nieuwe adres gemaild.

Slide 8 - Tekstslide

Is dit een meewerkend voorwerp?

Ga jij 'aan de receptioniste' het kamernummer vragen?
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp

Slide 9 - Quizvraag

Is dit een meewerkend voorwerp?

Mo heeft 'mij' gisteren een liefdesbrief gestuurd.
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp?

Sophie doet jou de groeten
A
Geen meewerkend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten

Slide 11 - Quizvraag

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?

mijn scooter =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Mag ik u een kopje koffie aanbieden?

Slide 13 - Open vraag

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Het verlegen jongetje gaf ik een schouderklopje.

Slide 14 - Open vraag

Wat is het meewerkend voorwerp?

Hij geeft zijn zus een knuffel.

Slide 15 - Open vraag

Neem deze zinnen over in je schrift. Noteer de pv, verdeel de zin vervolgens in zinsdelen. Noteer daarna het wg, het ow, het lv en het mv
1. Caya geeft haar klasgenoten een blad met aantekeningen.
2. Jules legt aan haar ouders het probleem uit.
3. Vanmorgen heb ik voor de jarige een taart gebakken.
4. De voorzitter van de fanclub overhandigt Snelle een gouden plaat.
5. Wij hebben zojuist de kat nieuwe brokken gegeven.

Maak daarna opdracht 1 op blz. 157.

Slide 16 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Maak opdracht 1 op blz. 167.

Slide 17 - Tekstslide

Ik kan het meewerkend voorwerp in een zin vinden?
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Tot morgen!
Huiswerk: maak opdracht 1 op blz. 157

Slide 19 - Tekstslide