Doel: Ik ken de vormen van de werkwoorden in de tegenwoordige tijd als de stam eindigt op een d of t.
Slide 2 - Tekstslide
Bespreek het doel van deze les met de leerlingen. Wat gaan ze oefenen/leren?
Vorige week leerden we dat we denkstappen moeten zetten om werkwoorden op de juiste manier te spellen. We hebben daar een stappenplan voor.
Slide 3 - Tekstslide
Bespreek dit met de leerlingen.
Bekijk via het oogje het stappenplan.
Slide 4 - Tekstslide
Dit is het hele stappenplan.
In de werkwoordspellingslessen wordt telkens een deel van het plan aangeleerd.
Bekijk via het oogje het stappenplan.
Slide 5 - Tekstslide
Dit is het hele stappenplan.
In de werkwoordspellingslessen wordt telkens een deel van het plan aangeleerd.
In de tegenwoordige tijd hebben bijna alle werkwoorden drie vormen.
Het onderwerp bepaalt dus de vorm die je moet kiezen.
ik-vorm
gebruik je voor ik en als jij achter het werkwoord staat
kijk maar:
ik loop
loop jij?
hij-vorm
ik-vorm + t
gebruik je voor
jij, hij, zij, het
kijk maar:
hij loopt
wij-vorm
hele werkwoord
gebruik je voor
wij - jullie - zij
kijk maar:
wij lopen
Slide 6 - Tekstslide
Geef werkwoorden en laat de leerlingen de vormen noemen die bij de tegenwoordige tijd horen van dat werkwoord.
werken - slapen - zwemmen - luisteren
We weten nog .......
Slide 7 - Tekstslide
Laat de leerlingen wennen aan beide begrippen.
ik-vorm = stam
Je moet extra goed opletten bij werkwoorden waarvan de stam eindigt op een d.
Kijk maar:
worden - ik word - hij wordt
Slide 8 - Tekstslide
Leg uit:
Je moet extra goed opletten bij werkwoorden waarvan de stam eindigt op een d.
Kijk maar:
worden - ik word - hij wordt
Daarom moet je altijd eerst de ik-vorm opschrijven. Daarna plak je een t erachter.
Dan kan het nooit misgaan.
Slide 9 - Tekstslide
Leer aan dat je altijd eerst de ik-vorm opschrijft en daarna de t erachter plakt. Dit voorkomt fouten in een later stadium met werkwoorden waarvan de stam eindigt op een d /f / s.
Wat is de stam van 'vinden'?
Slide 10 - Open vraag
Antwoord: vind
Wat is de hij-vorm van 'vinden'?
Slide 11 - Open vraag
Antwoord: vindt - let op de dt
Wat is de stam van 'landen'?
Slide 12 - Open vraag
Antwoord: land
Wat is de hij-vorm van 'landen'?
Slide 13 - Open vraag
Antwoord: landt - let op de dt
dt aan het einde ...
komt alleen voor ...
bij de hij-vorm ...
in de tegenwoordige tijd ...
als de stam eindigt op een d
Slide 14 - Tekstslide
Laat deze zin goed op de leerlingen inwerken. In het Nederlands eindigt geen enkel ander woord op dt.
Als ze later gaan twijfelen kan je altijd teruggrijpen naar deze zin.
Schrijf de drie vormen van de tegenwoordige tijd van:
redden.
Slide 15 - Open vraag
Antwoord:
red
redt
redden
eindigt de stam op een t
dan schrijf je bij de hij-vorm NIET een extra t
Kijk maar:
zitten - ik zit - hij zit
Slide 16 - Tekstslide
Leer aan dat je altijd eerst de ik-vorm opschrijft en daarna de t erachter plakt. Dit voorkomt fouten in een later stadium met werkwoorden waarvan de stam einigt op een d /f / s.
Schrijf de drie vormen van te tegenwoordige tijd van:
zitten.
Slide 17 - Open vraag
Antwoord:
zit
zit
zitten
Schrijf de drie vormen van te tegenwoordige tijd van:
Deel nu de werkbladen uit. Let op: het werkblad met de aanduiding 'start' linksboven in de hoek, is voor de volgende les om te checken of iedereen de lesstof van deze les beheerst.
Heb je de werkbladen nog niet in je bezit? Je kan de werkbladen per fase bestellen. Mail ons: info@defact-o.nl
Heb ik het doel van deze les behaald?
😒🙁😐🙂😃
Slide 21 - Poll
Laat de leerlingen zichzelf inscoren, vinden zij dat ze het lesdoel behaald hebben? Je kan aan de hand van de scores een kort evaluatiegesprek voeren in de klas.
Ik beoordeel deze les met het cijfer (kies een cijfer van 1-10, waarbij 10 het hoogste is).
Slide 22 - Poll
Laat de leerlingen de les beoordelen. Je kan eventueel nog vragen waar zij hun cijfer op baseren. Wat vonden ze goed/niet goed.
Koop ons lesmateriaal
Koop ons lesprogramma of neem contact op voor meer informatie!