4GT - Irregular Verbs Revision

Irregular Verbs Revision
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Irregular Verbs Revision

Slide 1 - Tekstslide

Je kunt alleen weten of een werkwoord onregelmatig is door alle onregelmatige werkwoorden uit je hoofd te leren.
Dit klopt .... 
niet
wel

Slide 2 - Sleepvraag

In de lijst met onregelmatige werkwoorden staan 3 vormen en de betekenis van de onregelmatige werkwoorden. 
Match de vorm/rij met de tijd.
1e vorm (zonder to)
2e vorm
3e vorm
voltooid deelwoord
tegenwoordige tijd
verleden tijd

Slide 3 - Sleepvraag

Hoe maak je in het Engels de verleden tijd?
A
Werkwoord+ ed 3e rij bij onreglm.ww.
B
Werkwoord +ing 2e rij bij onreglm.ww.
C
Werkwoord + ed 2e rij bij onreglm.ww.
D
Has werkwoord+ed 3e rij bij onreglm.ww.

Slide 4 - Quizvraag

Irregular verbs

to …….. - told- told
A
tol
B
tool
C
tel
D
tell

Slide 5 - Quizvraag

Irregular verbs

to break - ……. - …...
A
breaked - broken
B
broke - broken
C
broke - broked
D
break- break

Slide 6 - Quizvraag

Irregular verbs

To make - ….. - …...
A
made - made
B
maked - makes
C
mede - made
D
made - maked

Slide 7 - Quizvraag

Grammar: Irregular verbs
Which one is correct?
choose one
A
To blaw - blew -blawn
B
To blow -blew- blown
C
To blow - blow -blown
D
To blow -blew-blawn

Slide 8 - Quizvraag

Irregular verbs

To lose - ….. - …...
A
loose- losed
B
lost - lost
C
loes - lose
D
lost - lossed

Slide 9 - Quizvraag

Irregular verbs

to fly - …... - …….
A
flied - flown
B
flewed - flown
C
flew - flewn
D
flew - flown

Slide 10 - Quizvraag

In de lijst met onregelmatige werkwoorden staan 3 vormen en de betekenis van de onregelmatige werkwoorden. 
Match de vorm met de tijd.
1e rijtje 
2e rijtje
tegenwoordige tijd
verleden tijd

Slide 11 - Sleepvraag

Irregular verbs

to give - …... - …….
A
gaved - given
B
given - gave
C
give - give
D
gave - given

Slide 12 - Quizvraag

Irregular verbs

To ring - ….. - …...
A
rang - rung
B
ringed - rang
C
rong - rond
D
rung - rang

Slide 13 - Quizvraag

Irregular verbs

To catch - ….. - …...
A
caught - caught
B
catched - caught
C
caught - catched
D
catched - catched

Slide 14 - Quizvraag

Irregular verbs

to go - ……. - …...
A
goed - went
B
went - gone
C
goes - goes
D
go- goes

Slide 15 - Quizvraag

Irregular verbs:
Which one is correct?
Winnen
A
to win - wan - wun
B
to win - wan - won
C
to win - won - wun
D
to win - won - won

Slide 16 - Quizvraag

Irregular verbs which one is wrong?
A
(vangen)catch-caught-have caught
B
(betalen) pay-payed-have paid
C
(bouwen) build-built-have built
D
(graven) dig- dug-have dug

Slide 17 - Quizvraag

Grammar: Irregular verbs
Which one is correct?
Verstoppen
A
To hide - hided - hidden
B
To hide - hid - hidden
C
To hide - hode - hoden
D
To hide - hid - hid

Slide 18 - Quizvraag

Irregular verbs

to choose - ……. - chosen
A
chose
B
chosen
C
chose
D
choose

Slide 19 - Quizvraag

Onregelmatige werkwoorden
pijn doen
ontmoeten
zijn/worden
verbieden
onderwijzen

hurt, hurt, hurt


meet, met, met

forbid, forbade, forbidden

teach, taught, taught

be, was/were, been

Slide 20 - Sleepvraag

Grammar: Irregular verbs
Which one is correct?
Spreken
A
To speak - spoke - spoken
B
To speak - speaked - spoken
C
To speak - spoke - speaked
D
To speak - speaked - speaked

Slide 21 - Quizvraag

Grammar: Irregular verbs
Which one is correct?
"denken"
A
To think-thought-thought
B
To think-thinked-thinked
C
To think-thaught-thaught
D
To think-thinked-thought

Slide 22 - Quizvraag

Grammar: Irregular verbs
Which one is correct?
Houden
A
To keep-keept-kept
B
To keep-kept-kept
C
To keep-kept-keept
D
To kep-kept-kept

Slide 23 - Quizvraag

Irregular verbs
do - did - ............

Slide 24 - Open vraag

Irregular verbs: to pay - .......... - paid - betalen


Slide 25 - Open vraag

Irregular verbs: to eat - .......... - eaten - eten

Slide 26 - Open vraag

Irregular verbs
to forbid - ......... - forbidden

Slide 27 - Open vraag

Irregular verbs:
wear - wore - .......... - dragen

Slide 28 - Open vraag

Irregular verbs; Past tense
1.break
2.go
3.give
4.get
5.draw
6.say
7. freeze
broke
froze
got
went
gave
drew
said

Slide 29 - Sleepvraag

Irregular verbs
become - .......... - ............ - worden

Slide 30 - Open vraag

Irregular Verbs:
wedden = bet - ........ - bet

Slide 31 - Open vraag

Irregular verbs
steal - ......... - .........

Slide 32 - Open vraag

Irregular verbs:
forget - ...... - ........

Slide 33 - Open vraag

Irregular verbs
write - wrote - ............ - schrijven

Slide 34 - Open vraag

Regelmatige werkwoorden

Onregelmative werkwoorden
swim
walk
drink
cook
give
have
see
catch
call
put

Slide 35 - Sleepvraag

Irregular verbs. How did you do?
A
green
B
yellow
C
red

Slide 36 - Quizvraag

Finished!
Well done!


Slide 37 - Tekstslide