Communicatie, periode 1 Toets B

   
Welkom
       bij
    Toets 


Communicatie
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgendeMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

   
Welkom
       bij
    Toets 


Communicatie

Slide 1 - Tekstslide


Communicatie Periode 1


Aspecten van communicatie
Communicatieproblemen
Interculturele communicatie

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdstuk 1
Aspecten van Communicatie

Aspecten van Communicatie

Slide 3 - Open vraag

Wat is geen vorm van non-verbale communicatie?


A
Onderuitgezakt in een stoel zitten.
B
Een mail naar studenten over de kerstmarkt.
C
Een cliënt die ja knikt om naar buiten te gaan.

Slide 4 - Quizvraag

Leg uit wat communicatie is aan de hand van de begrippen uit de communicatieschema

Slide 5 - Open vraag

Marieke, Anne, Janet, Alex en Bert zijn samen in gesprek over een cliënt. Wanneer meer mensen betrokken zijn bij een gesprek. Dan spreek je van tweezijdige communicatie.
Is dit juist of onjuist?

Slide 6 - Open vraag

Wat is een stemklank ?
A
Het geluid dat via mimiek overgebracht wordt tot de ontvanger
B
Het geluid van de stem dat het resultaat is van de stembandtrillingen in het strottenhoofd
C
Het geluid dat door ruis veroorzaakt wordt tijdens het praten

Slide 7 - Quizvraag

Noem 6 voorbeelden van een medium?

Slide 8 - Open vraag

Wat is tweezijdige communicatie?
A
Vorm van communicatie waarbij de ontvanger direct kan reageren.
B
Vorm van communicatie waarbij iemand alleen gebruik maakt van verbale communicatie.
C
Vorm van communicatie waarbij de zender voor ruis zorgt

Slide 9 - Quizvraag

De persoonlijke zone is de…………….
A
Afstand tot 45 cm om iemand heen waarbinnen gevoelscontact mogelijk is om persoonlijke contact te hebben
B
Afstand van 45 cm tot 120 cm om iemand heen waarbinnen mensen persoonlijk contact hebben.
C
Afstand van 120 cm tot 360 om iemand heen waarbinnen mensen een persoonlijk contact hebben

Slide 10 - Quizvraag

Wat is waar?
A
Miscommunicatie is de situatie waarbij de ontvanger erg betrokken is in het gesprek.
B
Miscommunicatie komt alleen voor bij anderstalige mensen.
C
Miscommunicatie kan versterkt worden door taalproblemen.

Slide 11 - Quizvraag

Wat wordt verstaan onder een Masculiene cultuur:
A
Een cultuur waarin waarde wordt gehecht aan assertiviteit, resultaat en succes.
B
Een cultuur waarin socialisatie en het geld verdienen van belang is.
C
Een cultuur waarin inhoudelijke relatie van belang is.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is Empathisch communiceren?
A
Dat je op een bepaalde manier communiceert waarbij je kritisch mag zijn tegenover de ander.
B
Dat je op een begripvolle manier communiceert, waarbij je jezelf en de ander in zijn waarde laat.
C
Dat je op een begripvolle manier communiceert, waarbij de ander geconfronteerd wordt met eigen gevoelens.

Slide 13 - Quizvraag

Bij communicatie heb je ook te maken met de afstand die je tot elkaar bewaart. Noem de vier zones?

Slide 14 - Open vraag

Als iemand niet reageert op wat je zegt, dan communiceert hij niet.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Hoofdstuk 2 Communicatieproblemen

Slide 16 - Open vraag

Welke bewering is waar.
A
Jij zendt altijd iets uit, anderen ontvangen deze informatie.
B
Communicatieproblemen komen alleen voor in feministische culturen.
C
Mondelinge communicatie zonder feedback stimuleert de zender om door te praten.
D
Intonatie is het verloop van de toonhoogte bij het spreken.

Slide 17 - Quizvraag

Verschil in achtergrond en gewoonten kan een probleem zijn voor effectieve communicatie.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Iemands referentiekader beïnvloedt sterk zijn communicatiegedrag
Juist of Onjuist
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Als beroepskracht MZ is effectief communiceren heel erg belangrijk? Leg dit uit

Slide 20 - Open vraag

Communicatie op begripvolle manier waarbij er geen oordeel of kritiek gebruikt wordt.
Overnemen van de houding/ manier van de doen van de persoon met wie je communiceert
Communicatie waarbij  gebruik maakt van lichaamshouding, gebaren, mimiek en oogcontact
Communicatie met geschreven of gesproken woorden
De ontvanger is actief betrokken bij het gesprek en de doel van de zender is duidelijk
Empatische communicatie 
Lichaamstaal
Verbale communicatie
Effectieve communicatie
Emotionele besmetting

Slide 21 - Sleepvraag

Wat is het verschil tussen coderen en decoderen?

Slide 22 - Open vraag

Wat is het verschil tussen het inhoudsaspect van communicatie en het relatieaspect van communicatie.

Leg dit uit aan de hand van een praktisch voorbeeld

Slide 23 - Open vraag

Het omzetten van de ontvangen boodschap in een eigen betekenis is . . . .
A
coderen
B
decoderen

Slide 24 - Quizvraag

Les Interculturele communicatie

Slide 25 - Open vraag

Diversiteit wil eigenlijk zeggen dat mensen verschillen qua nationaliteit
Juist of onjuist
A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Bij het communiceren met mensen uit een andere cultuur . . . .
A
Vermijd je het gebruik van concrete vragen.
B
Ga je ook krom praten zodat degene je kan begrijpen.
C
Gebruik je eenvoudige woorden en korte zinnen.

Slide 27 - Quizvraag

In Nederland is er sprak van vrouwelijke cultuur
Juist of onjuist
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quizvraag

In een cultuur waar sprake is van een kleine machtsafstand, gelooft men dat machtsongelijkheid al bij de geboorte vaststaat.
Juist of Onjuist
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Culturele diversiteit wordt zichtbaar in de manier waarop mensen leven en met elkaar omgaan
Juist of Onjuist
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Einde Toets
Het was wel makkelijk toch?

Slide 31 - Open vraag