Les 9: X-chromosomale overerving

Les 9: X-chromosomale overerving
thema erfelijkheid
havo 3
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Les 9: X-chromosomale overerving
thema erfelijkheid
havo 3

Slide 1 - Tekstslide

Stel dat een kleurenblinde (a) man, kinderen krijgt met een vrouw die homozygoot niet-kleurenblind is. Kleurenblindheid is recessief en X-chromosomaal. Wat is het genotype van de man en wat is het genotype van de vrouw?

Slide 2 - Open vraag

Vul de kruisingstabel met de info uit slide 2.
Xa
XA
XAXa
XAY
Y
XAXa
XaXa
XA
XAXY
XAY

Slide 3 - Sleepvraag

Kijkend naar de kruistabel van slide 3, hoe groot is de kans op een zoon die kleurenblind is? En hoe groot is dat bij een dochter? Leg uit.

Slide 4 - Open vraag

Stel nu dat een kleurenblinde man, kinderen krijgt met een vrouw die drager is van het gen voor kleurenblindheid. Dat wil zeggen dat ze heterozygoot is. Ze is niet kleurenblind, maar heeft wel het gen voor kleurenblindheid. Vul de onderstaande kruisingstabel in.
Xa
XA
XAXa
XAY
Y
XAXA
XaXa
XA
XAXY
XaY
Xa

Slide 5 - Sleepvraag

Kijkend naar de kruistabel van slide 5, hoe groot is nu de kans op een zoon die kleurenblind is? En hoe groot is dat bij een dochter? Leg uit.

Slide 6 - Open vraag

Bij het fruitvliegje komt onder andere het allel 'vleugels zonder dwarsaders' voor. Dit allel is X-chromosomaal en recessief. Een vrouwtje met vleugels zonder dwarsaders wordt gekruist met een mannetje die wel dwarsaders op zijn vleugels heeft. De F1-individuen die hieruit ontstaan, worden onderling gekruist en er ontstaat een F2.
Hoeveel procent van de vrouwtjes uit de F2 heeft vleugels zonder dwarsaders?

Slide 7 - Open vraag

Overbeharing (hypertrichose) wordt veroorzaakt door een dominant X-chromosomaal allel (H). Een man met hypertrichose en een vrouw zonder deze aandoening willen kinderen krijgen (koppel 1).
Welke fenotypen komen voor bij hun zonen en dochters in de F1 en in welke verhouding?

Slide 8 - Open vraag

Een vrouw die heterozygoot is voor hypertrichose en een man zonder hypertrichose willen kinderen krijgen (koppel 2).
Welke fenotypen komen voor in de F1 en in welke verhouding?

Slide 9 - Open vraag

In de vraag van slide 8 en 9 zijn twee verschillende situaties weergegeven van koppels die kinderen willen krijgen waarvan de ene helft van het koppel het hypertrichose-allel bezit. Kun je afleiden dat het meisje van de afbeelding hiernaast een kind is van het koppel uit de vraag van slide 7? En kun je dat afleiden voor de broers daaronder?

Slide 10 - Open vraag


Zwarte rondjes en vierkantjes zijn een ziekte.
Is dit een dominante of recssieve ziekte en wordt deze autosomaal of X-chromosomaal overgeërfd?
A
Dominant, autosomaal
B
Recessief, autosomaal
C
Dominant, X-chromosomaal
D
Recessief, X-chromosomaal

Slide 11 - Quizvraag

Kun je op basis van de stamboom hiernaast met zekerheid zeggen of eigenschap haarkleur autosomaal of X-chromosomaal is?
A
Nee
B
Ja, het is X-chromosomaal
C
Ja, het is autosomaal

Slide 12 - Quizvraag

Is uit de stamboom af te leiden of dit allel (zwarte kleur) autosomaal of X-chromosomaal overerft?
A
Ja, de ziekte erft autosomaal over.
B
Ja, de ziekte erft X-chromosomaal over.
C
Nee, dit is niet hieruit op te maken.

Slide 13 - Quizvraag

Een bepaalde vorm van nachtblindheid bij de mens wordt door een recessief X-chromosomaal allel veroorzaakt. In de afbeelding hiernaast staan 4 stambomen. Welke stamboom kan de overerving van deze vorm van nachtblindheid in een familie juist weergeven?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 14 - Quizvraag


In drie stambomen wordt van drie ouderparen en hun kinderen weergegeven of ze een bepaalde eigenschap vertonen (zie afbeelding). Het gen, dat dee eigenschap bepaalt, is dominant. Aangenomen wordt dat geen mutaties optreden. Leg uit, uit welke van deze stambomen blijkt dat het desbetreffende gen onmogelijk X-chromosomaal kan zijn?
In drie stambomen wordt van drie ouderparen en hun kinderen weergegeven of ze een bepaalde eigenschap vertonen (zie afbeelding). Het gen, dat deze eigenschap bepaalt, is dominant. Aangenomen wordt dat geen mutaties optreden. Leg uit: uit welke van deze stambomen blijkt dat het desbetreffende gen onmogelijk X-chromosomaal kan zijn? 

Slide 15 - Open vraag

Hiernaast staat een stamboom waarin rood een ziekte is. Het is geen X-chromosomale ziekte. Uit welke van de nakomelingen 12, 13, 14 en 15 blijkt dat de eigenschap niet X-chromosomaal is?

Slide 16 - Open vraag