1ha chap 1 - lidwoorden grammaire D

Focusleren
Français en classe
Au travail
Chap1: grammaire D
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Focusleren
Français en classe
Au travail
Chap1: grammaire D

Slide 1 - Tekstslide

Focusleren
Chapitre 1
Leren: vocabulaire B + phrases C

Herhalen: vocabulaire A + les nombres 0-20
timer
7:00

Slide 2 - Tekstslide

Français en classe
2. Comment tu t'appelles ?
3. Tu habites où ?
4. Tu as quel âge ?
5. Quel est ton numéro de téléphone ?
- C'est le zero six .. .. .. .. .. ..
[sèh luh ...]
6. C'est quoi ?
1. Ça va ?
Je ne sais pas                 
[zju nuh sè pa]
timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

Chap1: Grammaire
Le stylo                            La trousse

L'agenda                           La règle


Les stylo                         Les trousses

Slide 4 - Tekstslide

Chap1: Grammaire

Blauw = mannelijk

Roze = vrouwelijk

Slide 5 - Tekstslide

Chap1: Grammaire
C'est quoi ?

Slide 6 - Tekstslide

Chap1: Grammaire
C'est le sac à dos

Slide 7 - Tekstslide

Chap1: Grammaire
C'est quoi ?

Slide 8 - Tekstslide

Chap1: Grammaire
C'est la gomme

Slide 9 - Tekstslide

Chap1: Grammaire
C'est quoi ?

Slide 10 - Tekstslide

Chap1: Grammaire
C'est la calculatrice

Slide 11 - Tekstslide

Chap1: Grammaire
C'est quoi ?

Slide 12 - Tekstslide

Chap1: Grammaire
C'est le crayon

Slide 13 - Tekstslide

Chap1: Grammaire (D)
De lidwoorden in het Frans
Mannelijk (ev):                        Vrouwelijk (ev):
Le stylo                                   La trousse (het etui)
L'agenda   (de agenda)            La règle
Le livre     (het boek)

Les livres  (de boeken)             Les trousses (de etuis) = (mv)

Le/ la / l' / les betekent de OF het

Annotation

Slide 14 - Tekstslide

Au travail
Faire (maken):
exercice 16a        (kies het goede antwoord)
exercice 16b        (grammatica blokje lezen) 
exercice 16c        (kies uit le/la/l')
exercice 16d        (zet in het meervoud)

Klaar? = nakijken >>>> dan Quizlet

Slide 15 - Tekstslide