2.4b Massaverhoudingen

2.4 - Massa bij chemische reacties (les 2)
Benodigheden
- Schrift
- Pen, potlood
- Laptop
LessonUp: 
JA!
Telefoons in de telefoontas!
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

2.4 - Massa bij chemische reacties (les 2)
Benodigheden
- Schrift
- Pen, potlood
- Laptop
LessonUp: 
JA!
Telefoons in de telefoontas!

Slide 1 - Tekstslide

2.4
Massaverhoudingen bij reacties

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van de les kun je....

... berekenen hoeveel je van een bepaalde stof nodig hebt aan de hand van een massaverhouding.

Slide 3 - Tekstslide

Wet van behoud van massa
Er kan geen massa verschijnen of verdwijnen.

Slide 4 - Tekstslide

Wat houdt de wet van Lavoisier in?
  • Het is de wet van behoud van massa. 
  • Bij een chemische reactie is de totale massa van de beginstoffen gelijk aan de totale massa van de reactieproducten.
  • Vaak wordt er gebruik gemaakt van verhoudingen

Slide 5 - Tekstslide

Het maken van een hamburger
1
+ 1
+ 2
+ 3
1
(Bij koken gebruik je vaak de massaverhoudingen!)
       1            :           1             :          2             :            3

Slide 6 - Tekstslide

Rekenen met massaverhoudingen
Recept voor simpele salade van 600 gram.
Benodigdheden: 500 gram sla, 100 gram dressing
sla      +         dressing         ->        salade
500 gram           100 gram                   600 gram   
    
Verhouding is dan 500 : 100. Dat is het zelfde als 5 : 1   


Ook koken voldoet aan de wet van behoud van massa!

Slide 7 - Tekstslide

Vaste verhoudingen                                      



Boek blz 47 figuur 2.11


Slide 8 - Tekstslide

Bij de ontleding van water ontstaan waterstof en zuurstof. Er ontstaat hierbij 160 gram zuurstof. De massaverhouding waterstof : zuurstof is 1 : 8. Hoeveel water is er in het begin aanwezig?

Slide 9 - Tekstslide

Stappenplan: Rekenen aan reacties
1. Schrijf het reactieschema op.
2. Schrijf de massaverhouding eronder.
3. Schrijf de bekende gegevens daaronder.
4. Bereken de onbekende stof
5. Noteer de conclusie

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Werken met verhoudingstabellen


Trucje  :)

Slide 12 - Tekstslide

Opdr 2
Koolstof en zuurstof kunnen samen reageren tot koolstofdioxide. 
Bereken hoeveel gram zuurstof er nodig is om 50 gram koolstof te laten reageren. 
(tip: Kijk in figuur 2.11 in welke verhouding koolstof en zuurstof met elkaar reageren. )

Slide 13 - Tekstslide

timer
5:00

Slide 14 - Tekstslide

Salmiak maken
waterstofchloride (g) + ammoniak (g) --> salmiak (s)
Het blijkt dat 36 gram waterstofchloride precies met 17 gram ammoniak reageert.
Volgende de wet van behoud van massa ontstaat er dan 53 gram salmiak (36 + 17 = 53 gram).
De massaverhouding is dan 36 : 17 = of te wel 2,1 : 1,0. 

Slide 15 - Tekstslide

Kies één van de twee routes
Route 2: "Ik begrijp het nog niet"
  • Gezamenlijk 
  • Opdrachten van oefenblad 

Route 1: "Ik begrijp het!"
  • Zelfstandig (stil!)
  • Maken oefenblad opdracht 1 t/m 6
  • Nakijken via lesson Up klas: Antwoorden Oefenblad 2
timer
30:00

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 1 van het oefenblad
Natriumkorrels reageren met zuurstof en hierbij ontstaat de vaste stof natriumoxide. De massaverhouding waarbij natrium reageert met zuurstof is 4,5: 1,0.

 
1. Geef het reactieschema van deze opdracht.
2. Bereken hoeveel gram natriumoxide er kan ontstaan als er 39 gram zuurstof is.

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 2 van het oefenblad
Kaliumkorrels reageren met chloorgas in de verhouding 2,1 : 1,0 tot de vaste stof kaliumchloride. Hoeveel gram kaliumkorrels is er nodig om 340 gram kaliumchloride te vormen?

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 3 van het oefenblad
Bij de elektrolyse van koperoxide ontstaan vloeibaar koper en zuurstof.
In de verhouding 1,5 : 3,2. Hoeveel gram koperoxide was er aanwezig als er 50 gram koper ontstaat?

Slide 19 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
15
Ik kan uitleggen wat de wet van massabehoud is. 
L2
16
Ik kan met een vaste massaverhouding uitrekenen hoeveel stof er theoretisch kan ontstaan of nodig is voor een reactie.
L2
  1. Maken opdracht 4 t/m 6 van het oefenblad, af maken 39 t/m 42
  2. Nakijken oefenblad 1 t/m 6 
  3. Samen verder met oefenen 

Slide 20 - Tekstslide

Wat is deze leerling vergeten?
Methaangas ontleedt tot koolstofdioxide en waterdamp. Koolstofdioxide en waterdamp ontstaan in de verhouding 1,5 : 3,9. Voor de reactie is 230 gram methaan. Hoeveel gram waterdamp kan hierbij ontstaan?
timer
0:30

Slide 21 - Tekstslide

Zoek twee fouten die deze leerling heeft gemaakt.
Methaangas ontleedt tot koolstofdioxide en waterdamp. Koolstofdioxide en waterdamp ontstaan in de verhouding 1,5 : 3,9. Voor de reactie is 230 gram methaan. Hoeveel gram waterdamp kan hierbij ontstaan?
timer
0:30

Slide 22 - Tekstslide

Stel je kan drie punten krijgen. 
1. Juiste reactieschema.
2. Juiste berekening. 
3. Juiste antwoord + eenheid.
Methaangas ontleedt tot koolstofdioxide en waterdamp. Koolstofdioxide en waterdamp ontstaan in de verhouding 1,5 : 3,9. Voor de reactie is 230 gram methaan. Hoeveel gram waterdamp kan hierbij ontstaan?
timer
0:30
Hoeveel punten krijgt deze leerling van jullie?

Slide 23 - Tekstslide

Wat is de "grappige" fout die hier wordt gemaakt?
Methaangas ontleedt tot koolstofdioxide en waterdamp. Koolstofdioxide en waterdamp ontstaan in de verhouding 1,5 : 3,9. Voor de reactie is 230 gram methaan. Hoeveel gram waterdamp kan hierbij ontstaan?
timer
0:30

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk
Eerste volgende les
  • Maken en nakijken 39 t/m 43 

Slide 25 - Tekstslide

2.4 - Massa bij chemische reacties (les 3)
Benodigheden
- Schrift
- Pen, potlood
- Laptop
LessonUp: 
JA!
Telefoons in de telefoontas!

Slide 26 - Tekstslide

Leerdoelen
15
Ik kan uitleggen wat de wet van massabehoud is. 
L2
"Ga jij ze vandaag allemaal beheersen?"
16
Ik kan met een vaste massaverhouding uitrekenen hoeveel stof er theoretisch kan ontstaan of nodig is voor een reactie.
L2
17
Ik kan uitleggen wat en wanneer er ondermaat en overmaat is. 
L2

Slide 27 - Tekstslide


Keukenzout kan je maken door natrium (s) en chloorgas met elkaar te laten reageren. Bereken hoeveel keukenzout kan er ontstaat uit 80 gram chloor?

Slide 28 - Open vraag

Slide 29 - Tekstslide


Magnesiumoxide (s) ontstaat door zuurstof te laten reageren met magnesium. Bereken hoeveel gram magnesium er aanwezig was als er 160 gram magnesiumoxide ontstaat? 

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Tekstslide

Overmaat 
en ondermaat

Slide 32 - Tekstslide

Overmaat en ondermaat
Voor cupcakes meng je 200 g meel met 150 g suiker. 
De verhouding is dus 1,33 : 1,0
Als je 500 g meel hebt en 150 gram suiker. Dan blijft er 500 - 200 = 300 g meel over. 
Je hebt een overmaat van 300 gram. 

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Wat betekent overmaat?
A
een tekort van een stof voor een volledige reactie
B
dat je na de reactie van een beginstof nog wat over hebt
C
dat je na de reactie geen beginstoffen meer over hebt

Slide 35 - Quizvraag


Welke stof rechts is bij onderstaande reactie in overmaat, als de reactievergelijking is: 
A
de blauwe deeltjes rechts zijn in overmaat
B
de rode deeltjes rechts zijn in overmaat
C
allebei de deeltjes zijn in overmaat
D
geen van beide deeltjes is in overmaat

Slide 36 - Quizvraag

Koolstof en zuurstof reageren in de massaverhouding 1,0 : 2,6. Je hebt 200 gram koolstof en 1000 gram zuurstof. Welke stof is er in overmaat?
A
Koolstof
B
Zuurstof
C
Dat valt niet te concluderen
D
Geen idee

Slide 37 - Quizvraag

IJzer en zwavel reageren in de
massaverhouding 1,7 : 1,0. Voor de reactie is 340 gram ijzer aanwezig en 100 gram zwavel. Welke stof is er in overmaat?
A
IJzer
B
Zwavel
C
Dat valt niet te concluderen
D
Geen idee

Slide 38 - Quizvraag

In een reactie is de verhouding van
400 g brandstof met 250 g zuurstof = 83: 64.
Welke stof is in overmaat?
A
brandstof
B
zuurstof

Slide 39 - Quizvraag


Natrium (s) en chloridegas reageren met elkaar tot natriumchloride (s). De massaverhouding is 1:4
Je wil met 14,3 gram chloride werken. Hoeveel gram natrium heb je nodig?

Slide 40 - Open vraag

Natrium (s) en chloridegas reageren met elkaar tot natriumchloride (s). De massaverhouding is 1:4
Je wil hebt 26,2 gram chloride en 3,67 gram natrium. Wat is de overmaat en hoe groot is de overmaat?

Slide 41 - Open vraag

Kies één van de twee routes
Route 2: "Ik begrijp het nog niet"
  • Gezamenlijk 
  • Opdrachten uit §2.4

  • Nakijken oefenblad via LessonUp
  • Maken opdracht 45 t/m 52 van paragraaf 2.4

Route 1: "Ik begrijp het!"
  • Zelfstandig (stil!)
  • Nakijken oefenblad via LessonUp
  • Maken opdracht 45 t/m 52 van paragraaf 2.4 

Slide 42 - Tekstslide

Formatieve-Toets
  • De toets gaat over hoofdstuk 2 paragraaf 1 t/m 4.

Wat kun je doen in een goede voorbereiding:
- Maken opdrachten van paragraaf 2.5
- Samenvatting maken van §2.1 t/m §2.4 a.d.v. de leerdoelenlijst
- Begrippenlijst maken van §2.1 t/m §2.4
- Opdrachten en ook echt kunnen uitleggen aan een ander.
- Oefenbladen die je in de les hebt gekregen.



Slide 43 - Tekstslide

Oefenen
  • Maken en nakijken paragraaf 2.5
  • Opdracht 1 t/m 29 
  • Maak opdrachten per kopje: campinggas, handwarmers, lucifers, hoogoven en magnesium

Slide 44 - Tekstslide