4.1 Feiten en meningen

Argumenten beoordelen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Argumenten beoordelen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel:
Je weet het verschil tussen objectief en subjectief.
Je kunt argumenten beoordelen.
Je weet de betrouwbaarheid van een tekst.

Slide 2 - Tekstslide

Noem de vier tekstdoelen:

Slide 3 - Open vraag

Hoofdstuk 3

Slide 4 - Tekstslide

Leg in je eigen woorden uit wat een informerende tekst is:

Slide 5 - Open vraag

Leg in je eigen woorden uit waaraan je een instruerende tekst herkent:

Slide 6 - Open vraag

Hoofdstuk 4

Slide 7 - Tekstslide

zie ook blz. 85 in boek A

Slide 8 - Tekstslide

Het regent al de hele dag
A
feit
B
mening

Slide 9 - Quizvraag

Het is vandaag de hele dag al rotweer
A
feit
B
mening

Slide 10 - Quizvraag

Gerlison vindt het de hele dag al rotweer
A
feit
B
mening

Slide 11 - Quizvraag

Argumenten beoordelen 



Twee argumenten:

  • Objectieve argumenten
  • Subjectieve argumenten

Slide 12 - Tekstslide

controleerbaar
niet te controleren
gebaseerd op feiten, wetenschap, waarden en algemene normen
gebaseerd op vermoedens, overtuiging of waardeoordeel  
je kunt bewijzen of het waar of niet waar is
niet te bewijzen, extra voorbeelden nodig voor geloofwaardigheid
objectief             subjectief

  

Slide 13 - Tekstslide

Mijn opa heeft zijn hele leven gerookt en hij heeft geen kanker. Roken is dus helemaal niet ongezond.
A
objectief argument
B
subjectief argument

Slide 14 - Quizvraag

Ik ga op typeles omdat dit me uiteindelijk veel tijd oplevert.
A
objectief argument
B
subjectief argument

Slide 15 - Quizvraag

Wat weet jij van nu gezondheid, jij weegt zelf 105 kilo!
A
objectief argument
B
subjectief argument

Slide 16 - Quizvraag

Veel ouderen die op een e-bike rijden hebben een ongeval gehad, dus is het rijden met een e-bike gevaarlijk.
A
objectief argument
B
subjectief argument

Slide 17 - Quizvraag

Het doel van een betoog is...
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Overhalen

Slide 18 - Quizvraag

Een betoog (overtuigende tekst) is...
A
Subjectief
B
Objectief

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Betrouwbaarheid teksten
  • Deskundigheid auteur;
  • Datum van publicatie;
  • Objectiviteit;
  • Taalgebruik;
  • Feiten of meningen;
  • Gebruik van bronnen.

Slide 21 - Tekstslide

Wat zet een schrijver in om de lezer te overtuigen bij een betoog?
A
Feitelijke informatie
B
Subjectieve argumenten
C
Objectieve argumenten

Slide 22 - Quizvraag

Wat zijn aanwijzingen voor een betrouwbare tekst?
A
Voor- en tegenstanders komen allebei aan het woord.
B
De schrijver of programmamaker neemt zelf een duidelijk standpunt in.
C
Feiten worden objectief beschreven en de bronnen worden vermeld.

Slide 23 - Quizvraag

Is de tekst betrouwbaar of niet betrouwbaar?
Een verhaal over een bekend voetbalechtpaar in de bladen Privé, Story of Weekend.
Is de tekst betrouwbaar of niet betrouwbaar?
A
betrouwbaar
B
niet betrouwbaar

Slide 24 - Quizvraag

Is de tekst betrouwbaar of niet betrouwbaar?
Nieuwsberichten op www.nos.nl.
A
betrouwbaar
B
niet betrouwbaar

Slide 25 - Quizvraag

Is de tekst betrouwbaar of niet betrouwbaar?
Nieuwsartikel van 
De Speld: 
A
betrouwbaar
B
niet betrouwbaar

Slide 26 - Quizvraag