Hoofdstuk 3 Gonio paragraaf 3.5 en 3.6

Aan het einde van deze les moet je het volgende kennen/kunnen:
  • Je kan rechthoekige driehoeken herkennen.
  • Je kan het schema van de stelling van Pythagoras op de     goede wijze invullen.
  • Je kan met behulp van het schema de stelling van   Pythagoras toepassen.
  • Kun je een hoek en zijde berekenen met de Tangens
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Aan het einde van deze les moet je het volgende kennen/kunnen:
  • Je kan rechthoekige driehoeken herkennen.
  • Je kan het schema van de stelling van Pythagoras op de     goede wijze invullen.
  • Je kan met behulp van het schema de stelling van   Pythagoras toepassen.
  • Kun je een hoek en zijde berekenen met de Tangens

Slide 1 - Tekstslide

180 graden                                                                              driehoeksom

Slide 2 - Tekstslide

De drie hoeken van een driehoek zijn samen
A
90 graden
B
120 graden
C
180 graden
D
360 graden

Slide 3 - Quizvraag

Stel dat van driehoek ABC
hoek A = 40 en hoek B = 80 graden.
Hoe groot is hoek C?

Slide 4 - Open vraag

Rechthoekige driehoek

Slide 5 - Tekstslide

In een rechthoekige driehoek heten de zijden die aan de rechte hoek liggen: rechthoekzijden.

De zijde die tegenover de rechte
hoek ligt, is altijd te langste zijde

Slide 6 - Tekstslide


Wat is juist?
A
PR en RQ zijn de rechthoekszijden
B
PR en PQ zijn de rechthoekszijden
C
PR is de rechthoekszijde
D
RQ en PQ zijn de rechthoekszijden

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de langste zijde van deze rechthoekige driehoeken?

Slide 8 - Tekstslide


Wat is de langste zijde van deze rechthoekige driehoek?
A
AB
B
BC
C
AC

Slide 9 - Quizvraag

De stelling van Pythagoras

Slide 10 - Tekstslide

Pythagoras

Slide 11 - Tekstslide

Voor welke driehoek geldt de stelling van Pythagoras?
A
In elke driehoek
B
In een gelijkbenige driehoek
C
In een rechthoekige driehoek
D
In een gelijkzijdige driehoek

Slide 12 - Quizvraag

Notatie in schema
Let op!
De rechthoekszijdes staan altijd bovenaan in het schema. Dit betekent dat de langste zijde altijd onderaan staat.

Slide 13 - Tekstslide

Oefening schema
Vul de ontbrekende getallen in
Antwoord
9
16
25

Slide 14 - Tekstslide

Bereken AC

Slide 15 - Open vraag

https://www.youtube.com/watch?v=gpaYdfP89ak

Slide 16 - Tekstslide

Namen van de driehoek-zijde
- lange zijde en korte zijden (of rechthoekzijden)
aanliggend, overstaand en schuine zijde
- afstand en hoogte

Slide 17 - Tekstslide

Welke namen kunnen de zijden hebben, gezien uit hoek A?
A
aanliggende zijde
lange zijde
schuine zijde
afstand
hoogte
korte zijden
overstaande zijde

Slide 18 - Sleepvraag

Welke namen kunnen de zijden hebben, gezien uit hoek C?
C
komt niet voor
aanliggende zijde
lange zijde
schuine zijde
afstand
hoogte
korte zijden
overstaande zijde

Slide 19 - Sleepvraag

welke tangens hoort bij hoek A?
A
17/12 (of wel 17 : 12 )
B
12/17 (of wel 12 : 17)
C
17/12 x 100
D
12/17 x 100

Slide 20 - Quizvraag

Rekenmachine

Voor gonio-berekeningen zijn de volgende toetsen van belang:

  • SIN    (shift sin-1)
  • COS   (shift cos-1)
  • TAN    (shift tan-1)

Let op! Instelling op Degrees D

Slide 21 - Tekstslide

De tangens is 12 : 17
Op de rekenmachine:
Shift tan -1   (12:17)   =  

Let op!! Hoek berekenen is shift

Slide 22 - Tekstslide

welke tangens hoort bij hoek C?
C
A
17/12 (of wel 17 : 12 )
B
12/17 (of wel 12 : 17)
C
17/12 x 100
D
12/17 x 100

Slide 23 - Quizvraag

Hoe groot is hoek C?
C
A
tan (17/12) = 55
B
tan (12/17) = 35
C
shift tan (17/12) = 55
D
shift tan (12/17) = 35

Slide 24 - Quizvraag

zijde berekenen met tangens  
Als je met de twee rechthoekzijden de grootte van de hoek kan vinden, kan je ook met de grootte van de hoek en één rechthoekzijde de ándere
rechthoekzijde 
berekenen.

Slide 25 - Tekstslide

terugrekenen
Bij Goniometrie maak je altijd gebruik van de breuk



gebruik vanaf nu de afkorting
TOA


Slide 26 - Tekstslide

zijde berekenen met tangens
TOA     Bij een hoek van 22o hoort een verhouding van 63 (overstaande) : aanliggende


gebruik                      ..... 

Wat wordt je berekening?
A

Slide 27 - Tekstslide

Hoek A is 18 graden.
AB is 450 meter.
Hoe lang is CB?
A
7,22 m
B
25 m
C
146 m
D
39,1 m

Slide 28 - Quizvraag

BC is 10 meter
Hoek B is 20 graden
Hoe lang is AC?
A
5 m
B
3,6 m
C
2,7 m
D
1,15 m

Slide 29 - Quizvraag

Hoe groot is hoek A?

toa !
A
30 graden
B
28 graden
C
58 graden
D
73 graden

Slide 30 - Quizvraag

Heb je het idee dat je de tangens een beetje gaat begrijpen?
A
Een beetje?! Ik begrijp het helemaal!
B
Meer dan een beetje
C
Een beetje
D
Een beetje te weinig :(

Slide 31 - Quizvraag

Gesnapt ??
Zelfstandig maken opgave 2, 3, 4, 6, 7 en 8  blz. 112,113

 in STILTE!!

Nog niet duidelijk                                                                            
Gezamenlijk maken we opgave 2 en 3


Slide 32 - Tekstslide