Eerste wet van Newton en beweging

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Waar of niet waar (en uitleg):
Als je stopt met fietsen, ga je langzamer omdat er geen krachten meer op je werken.
timer
1:00

Slide 2 - Open vraag

Eerste wet van Newton

"Als de resulterende kracht gelijk is aan 0, dan beweegt het voorwerp met een constante snelheid of staat het stil, 
en vice versa."


Slide 3 - Tekstslide

5

Slide 4 - Video

00:29
Als de astronaut op aarde 70 kg is, wat zijn dan haar massa en gewicht in het ISS?
A
Haar massa is 70 kg en haar gewicht is 0 kg.
B
Haar massa is 70 kg en haar gewicht is 0 N.
C
Haar massa is 70 kg en haar gewicht is 686 N.
D
Haar massa is 0 kg en haar gewicht is 0 N.

Slide 5 - Quizvraag

00:47
Denk je dat de natuurwetten nog steeds gelden in het ISS met 'micro-zwaartekracht'?
Ja
Nee
Ik weet het niet

Slide 6 - Poll

01:15
Bevestigde het experimentje van de astronaut de eerste wet van Newton?
A
Ja
B
Nee
C
Ik weet het niet

Slide 7 - Quizvraag

01:39
Wat voor soort wrijving voel je als je je hand uit een autoraampje steekt?
A
schuifwrijving
B
rolwrijving
C
luchtwrijving
D
alledrie

Slide 8 - Quizvraag

03:37
Er werkte een kracht op het ISS. Toch zie je in het filmpje dat de grote zwarte camera gaat bewegen. Op de camera werkt echter geen kracht. Hoe kan dat?

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Link

Constante snelheid

Zo lang de resulterende kracht gelijk is aan 0, blijft de snelheid hetzelfde: 21,4 m/s.

Als je fietst, is je spierkracht gelijk aan de wrijvingskracht. Als dit gebeurt, zijn de krachten in evenwicht.


Slide 11 - Tekstslide

Versnelling


Als er een resulterende kracht op een object werkt, dan zal het voorwerp versnellen, vertragen of van richting veranderen



Slide 12 - Tekstslide

Beweging
Afgelopen jaar heb je al over beweging geleerd.
Je had het steeds over verplaatsing, tijd en snelheid.
Ook het woord versnelling kwam al eens langs. 
Je gebruikte deze formule:      
vgem=ts

Slide 13 - Tekstslide

Verplaatsing
Snelheid
Versnelling
meter
km/h
s
v
a
m/s

Slide 14 - Sleepvraag

Mevrouw Jansen rijdt 200 km in 4 uur. Wat is haar gemiddelde snelheid?
A
800 km/h
B
200 km/h
C
50 km/h
D
4 km/h

Slide 15 - Quizvraag

Michael Phelps zwemt met een maximale snelheid van 2,7 m/s. Als hij dit kon volhouden, hoe lang deed hij dan over de 50 meter?
A
135 seconde
B
50 seconde
C
18,5 seconde
D
0,054 minuten

Slide 16 - Quizvraag

Marin fietst 10 minuten lang met 6 km/h. Welke afstand legt ze af?
A
6 km
B
10 km
C
60 km
D
1 km

Slide 17 - Quizvraag

v,t - diagram
Wanneer zie je, 
in dit v,t-diagram,
- een eenparige beweging
- een versnelling
- een vertraging?

Slide 18 - Tekstslide

Wat is de resulterende kracht op het tijdstip t = 2 s?
A
0 N
B
3,5 N
C
6 N
D
Dit kan je niet weten

Slide 19 - Quizvraag

Schrijf twee dingen op die je deze les geleerd hebt.

Slide 20 - Open vraag

Schrijf iets op waar je meer over zou willen weten.

Slide 21 - Open vraag

Schrijf nog iets op dat je niet helemaal gesnapt hebt.

Slide 22 - Open vraag