Deel 3 Jong & Oud H7

JONG EN OUD H7



Senioren
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

JONG EN OUD H7



Senioren

Slide 1 - Tekstslide

Waardevast of welvaartsvast
Een pensioen is waardevast of welvaartsvast. 

Waardevast --> Uitkeringen die aangepast worden aan de inflatie

Welvaartsvast --> Uitkeringen die de loonontwikkeling volgen 

Slide 2 - Tekstslide

Wat heeft jouw voorkeur? Waardevast of welvaartsvast?

Slide 3 - Poll

Kapitaaldekkingsstelsel 
  • bijvoorbeeld een bedrijfsspensioen. Dit is afhankelijk van aantal deelgenomen jaren.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

AOW
Bedrijfspensioen
Eigen middelen
Omslagstelsel
Kapitaaldekkingstelsel

Slide 6 - Sleepvraag

Beleggingen
  • aandelen                      mede eigenaar van een bedrijf
                                                 rendement = dividend en koerswinst (of verlies)
  • obligaties                     lening met een vaste rente (coupon) en vaste looptijd
                                                 rendement = couponrente en koerswinst (of verlies)
  • hypotheken                 lening met onderpand
                                                 rendement = rente
  • onroerend goed        eigenaar van het onroerend goed
                                                 rendement = huur en waardestijging (of daling)

Slide 7 - Tekstslide

Bij welke belegging heeft een pensioenfonds kans op het meeste rendement?
A
aandelen
B
obligaties
C
hypotheken
D
onroerend goed

Slide 8 - Quizvraag

Bij welke belegging loopt een pensioenfonds het meeste risico?
A
aandelen
B
obligaties
C
hypotheken
D
onroerend goed

Slide 9 - Quizvraag

Nominaal en Reëel loon
Nominaal is een getal, een bedrag een hoeveelheid. VOORBEELD € 1.000
Reëel wordt uitgedrukt in producten, diensten >>> KOOPKRACHT

NIC : PIC = RIC
(belangrijk dat je getallen als procent 
noteert (dus 105,5 = stijging 5,5))
of
NIC-PIC =  RIC
NIC - 1,4 = 5,5
NIC = 6,9 



Slide 10 - Tekstslide

Het pensioen van Coen stijgt met 5% terwijl de prijzen met 2% stijgen. Welke conclusie is juist?
A
Het reële pensioen stijgt met 3%.
B
Het pensioen stijgt nominaal met 3%.
C
Het pensioen stijgt nominaal met 2%.
D
Het reële pensioen stijgt met 5%.

Slide 11 - Quizvraag

procentuele verandering van de indexcijfers

Slide 12 - Tekstslide

Huiswerk
Maken t/m 7.9

Slide 13 - Tekstslide