5.7 fossielen

Erfelijkheid en evolutie
Fossielen 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Erfelijkheid en evolutie
Fossielen 

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik!

Slide 2 - Tekstslide

Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen

Slide 3 - Quizvraag

Chantal heeft een hond. Een spiercel van deze hond bevat 78 chromosomen.
Hoeveel chromosomen heeft deze hond in een levercel?
A
39
B
78
C
156
D
36

Slide 4 - Quizvraag

Hoeveel chromosomen hebben wij?
A
22
B
23
C
44
D
46

Slide 5 - Quizvraag

46
Fenotype
nieuw genotype
        
         aantal chromosomen
            23 chromosomen
Zaadcel

Slide 6 - Sleepvraag

Zet in de juiste volgorde van klein naar groot:
A
cel - chromosoom - DNA - gen
B
gen - chromosoom - DNA - cel
C
gen - chromosoom -cel - DNA
D
gen - DNA - chromosoom - cel

Slide 7 - Quizvraag

Uit welke stof bestaan chromosomen?
A
DNA
B
Genen
C
Mutaties
D
Draden

Slide 8 - Quizvraag

Fossielen

Slide 9 - Tekstslide

Fossielen
zijn versteende overblijfselen van organismen of afdrukken van organismen in gesteenten.

Leerdoel: je weet hoe fossielen zijn ontstaan.



Slide 10 - Tekstslide

wat zijn fossielen?
Zijn versteende overblijfselen van de harde delen van een organisme.
Deze harde delen zitten in diepe oude aardlagen.
Fossielen zijn levenloos, er zijn geen resten zoals cellen, DNA, weefsels terug te vinden, alles is steen geworden. 
Een skelet is geen fossiel, is niet versteend. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Verstenen 
Het dode dier wordt bedolven door zand of klei. Als dit snel gebeurt krijgen bacteriën niet de kans om het lijk af te breken. Er komen meer lagen zand of klei over de eerste laag heen en na een lange tijd versteent de eerste laag door de druk van de andere lagen.  
Dood en bederf                 Snel bedolven                     Mineralisatie                Erosie/blootstelling

Slide 13 - Tekstslide

Gesteentelagen
Gesteentelagen zijn lagen zand/klei die over elkaar heen worden afgezet en verstenen. 
De oudste gesteentelagen liggen het diepst.
Fossielen komen in deze gesteentelagen voor. Hoe hoger (dichterbij de oppervlakte) ze liggen hoe jonger ze zijn. 
Soms vind je ze alleen in één gesteentelaag en daarna niet meer. Dit betekent dat dat dier is uitgestorven 

Slide 14 - Tekstslide

Reconstructie
Uit de fossielen die gevonden worden (bijna nooit is het een heel dier) proberen ze een beeld te maken van hoe het dier eruit gezien zou hebben. 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Video

Video
https://schooltv.nl/video-item/het-klokhuis-paleontologie

Slide 18 - Tekstslide

Fossielen
zijn versteende overblijfselen van organismen of afdrukken van organismen in gesteenten.

Leerdoel: je weet hoe fossielen zijn ontstaan.



Slide 19 - Tekstslide

    Aan het werk
Maak blz: 134, 135 en 136 



Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide