Lijdend voorwerp

Het lijdend voorwerp
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Het lijdend voorwerp

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen:
  • Ik kan het lijdend voorwerp in de zin vinden
  • Ik kan het lijdend voorwerp vervangen door een persoonlijk voornaamwoord
  • Ik kan het lijdend voorwerp op de juiste plek in de zin zetten

Slide 2 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp

Slide 3 - Woordweb

Het lijdend voorwerp zegt iets over het onderwerp + gezegde in een zin​
Voorbeeld:  Tu regardes la belle photo

La belle photo = het lijdend voorwerp.​
Het zegt iets over jou, die de foto bekijkt.​

Slide 4 - Tekstslide

Hoe kun je het lijdend voorwerp vinden?​
Stel de volgende vraag aan de zin:
Wie of wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp​
Antwoord = het lijdend voorwerp​ 

Tu regardes la belle photo​
​Qu'est-ce que (Wat) + regardes + tu? la belle photo

Slide 5 - Tekstslide

Stappenplan
Zo vind ik het lijdend voorwerp:
1. Persoonsvorm =
2. werkwoordelijk gezegde =
3. Onderwerp = 
4. Lijdend voorwerp = 
(wie/wat + ww.gezegde + ond)
Schrijf op in je spiekschrift

Slide 6 - Tekstslide

Nous avons trouvé un chien
1. Persoonsvorm = avons
2. werkwoordelijk gezegde = avons trouvé
3. Onderwerp = Nous
4. Lijdend voorwerp =  un chien
(wie/wat + ww.gezegde + ond)

Slide 7 - Tekstslide

Ma mère a acheté un beau cadeau
1. Persoonsvorm =
2. werkwoordelijk gezegde =
3. Onderwerp =
4. Lijdend voorwerp =
(wie/wat + ww.gezegde + ond)

Slide 8 - Tekstslide

Goed om te weten !!
1. Er staat altijd maar 1 lijdend voorwerp in een zin

2. Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel


Slide 9 - Tekstslide

voorzetsels

Slide 10 - Tekstslide

voorbeeld
Jean écoute les chansons sur son iPod
pv = écoute
ond = Jean
lijdend vw = les chansons

sur son iPod... begint met een voorzetsel (sur), hoort dus niet bij het lijdend voorwerp

Slide 11 - Tekstslide

Zelf even oefenen:

Jean achète un cadeau à Paris

Onderwerp =
Persoonsvorm =
Werkwoordelijk gezegde =
Lijdend voorwerp =

Slide 12 - Open vraag

Het lijdend voorwerp in een zin zegt iets over:
A
Het Gezegde + persoonsvorm
B
Het Onderwerp + gezegde
C
De Leestekens
D
Het Onderwerp

Slide 13 - Quizvraag

Welk onderdeel hoort NIET in het stappenplan
A
de persoonsvorm
B
het onderwerp
C
het lijdend voorwerp
D
een voorzetsel

Slide 14 - Quizvraag

Hier, on a mangé du pizza à Paris
On =
A
het lijdend voorwerp
B
de persoonsvorm
C
het onderwerp
D
het ww. gezegde

Slide 15 - Quizvraag

Les filles ont trouvé un beau livre au restaurant
Lijdend voorwerp =
A
Les filles
B
un beau livre
C
au restaurant
D
ont trouvé

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Video

Lijdend voorwerp = persoonlijk voornaamwoord
In het Frans kunnen we een lijdend voorwerp vervangen door de woorden:
  • Le
  • La
  • L'
  • Les

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeelden:
Mannelijk : Tu connais le chanteur
Oui, je le connais
Vrouwelijk : Tu regardes la photo
Oui, je la regarde
Klinker/stomme h : Tu aimes le livre
Oui, je l'aime beaucoup
Meervoud : Tu achètes les magazines
Oui, je les achètent

Slide 19 - Tekstslide

Plaats in de zin:
le, la, l' of les staat over het algemeen voor de persoonsvorm in de zin.

Let op :
Als er een heel werkwoord in de zin staat, staat het lijdend voorwerp voor het hele werkwoord

Slide 20 - Tekstslide

Voorbeelden:

Heel werkwoord : Tu vas rencontrer la fille ??
                              Tu vas la rencontrer ??

Voor de persoonsvorm: Il a acheté un beau livre
                         Il l'a acheté

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video