Klas 4 Bewegen

Bewegen
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bewegen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Kunnen werken met de formules.
Weten hoe de krachten werken op een beweging

Slide 2 - Tekstslide

Herhalen
Snelheid 

m/s naar km/h   keer 3,6
km/h naar m/s delen door 3,6
Drie soorten bewegingen
Versnellen 

v=ts
a=tvevb

Slide 3 - Tekstslide

afgelegde weg 

Aandrijvende kracht
tegenwerkende kracht
nettokracht
traagheid
vgem=2vb+ve

Slide 4 - Tekstslide

- Krachten worden altijd getekend als een pijl (vector) en worden daarom ook vectorgrootheden genoemd
- Wanneer er op een voorwerp krachten werken dan kan het voorwerp van Vorm, Richting of Snelheid veranderen
- Als we alle krachten op een voorwerp van elkaar afhalen of bij elkaar op tellen spreken we van de nettokracht

Slide 5 - Tekstslide

Nettokracht is 180 N + 100 N  = 280 N naar rechts

Slide 6 - Tekstslide

Nettokracht is 180 N - 100 N = 80 N naar rechts

Slide 7 - Tekstslide

Voortstuwende kracht
Tegenwerkende kracht

Slide 8 - Tekstslide

Vertragen
  • Tegenwerkende kracht is groter dan de aandrijvende kracht.
  • Snelheid neemt af.

Slide 9 - Tekstslide

Vertragen

Slide 10 - Tekstslide

Versnellen
  • Aandrijvende kracht is groter dan tegenwerkende kracht.
  • Het verschil tussen deze 2 krachten = resultante
  • Je snelheid wordt groter.
  • = versnelde beweging

Slide 11 - Tekstslide

Versnellen

Slide 12 - Tekstslide

Niet sneller, niet trager
  • Je rijdt aan dezelfde snelheid vooruit.  Je gaat niet sneller en niet trager.  De aandrijvende kracht = tegenwerkende kracht.
  • Resultante = 0

Slide 13 - Tekstslide

Evenwicht (stilstand of even snel)

Slide 14 - Tekstslide

Vertraging

Slide 15 - Tekstslide

Afgelegde weg
- komt overeen met het oppervlak onder de grafiek.





vgem=2vb+ve

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Heb je een kracht nodig om op je fiets dezelfde snelheid te houden (dus niet sneller of trager) ?
A
Ja
B
neen

Slide 18 - Quizvraag

Nicky stapt op zijn scooter en geeft gas. De scooter begint te rijden en zijn snelheid wordt groter.
Hoe noem je een beweging waarbij de snelheid groter wordt?
A
een optrekkende beweging
B
een versnelde beweging
C
eenparige beweging
D
een aanhoudende beweging

Slide 19 - Quizvraag

Nicky remt, totdat hij stilstaat.
Wat weet je van de netto-kracht als Nicky stilstaat?
A
Er is een netto-kracht in de rijrichting.
B
Er is een netto-kracht tegen de rijrichting in.
C
Er zijn twee netto-krachten.
D
De netto-kracht is nul.

Slide 20 - Quizvraag

Geef een ander woord voor resultante.

Slide 21 - Open vraag

De formule is:
Snelheid = afstand : tijd
Snelheid
Tijd
Afstand

Slide 22 - Sleepvraag

Nicky moet ineens afremmen. Hij remt zo snel mogelijk. Zijn snelheid wordt kleiner.
Hoe noem je een beweging waarbij de snelheid kleiner wordt?
A
een stoppende beweging
B
een langzame beweging
C
een vertraagde beweging
D
een ingehouden beweging

Slide 23 - Quizvraag

S
T
V
Snelheid
Afstand
Tijd

Slide 24 - Sleepvraag

in welke eenheid meten we de snelheid?
A
m/s
B
km/s
C
m/h
D
km/m

Slide 25 - Quizvraag


A
constante beweging
B
vertraagde beweging
C
versnelde beweging
D
welke beweging?

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de omrekenfactor om om te rekenen tussen m/s en km/h
A
3,5
B
3,6
C
36
D
3,7

Slide 27 - Quizvraag

snelheid
afstand
tijd
versnelling
v
a
t
a

Slide 28 - Sleepvraag

Huiswerk
Kader: Theorieboek: alle opdrachten 1 t/m 22 afhebben (paragraaf 6.1 t/m 6.3)
Werkboek: opdrachten 1 t/m 34
Basis:  opdrachten 1 t/m 52

Slide 29 - Tekstslide