De theatervoorstelling was zo’n succes dat deze ………………………… (verlengen) werd.
In de winter ………………………… (stoken) men de kachel met hout.
Omdat het vliegtuig vertraging had, ………………………… (wachten) we uren op de luchthaven.
Hij gleed uit op het ijs en ………………………… (blesseren) zijn enkel.
Mijn vader ………………………… (coachen) het voetbalteam van mijn broertje.
Huilend en ……………… (lachen) tegelijkertijd vielen ze elkaar in de armen.
De oude brug ………………………… (bevinden) zich in de binnenstad van Zwolle.
Zij ………………………… (worden) altijd blij van een compliment.
Toen hij zich ………………………… (melden) bij de receptie, kreeg hij direct een bezoekerspas.
Vorig jaar ………………………… (verzetten) hij zich tegen de nieuwe regels.
‘De film was zo spannend’, ………………………… (verzuchten) het verliefde stelletje.
………………………… (redden) jij een gewond dier?