PSM les 3 - 16 april

PSM les 3
Functioneren en beoordelen
Opleiden
Personeelsplanning
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
HandelMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

PSM les 3
Functioneren en beoordelen
Opleiden
Personeelsplanning

Slide 1 - Tekstslide

Uit welke personeelsgesprekken bestaat de beoordelingscyclus?

Slide 2 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een functioneringsgesprek en een beoordelingsgesprek

Slide 3 - Open vraag

I In een beoordelingsgesprek staat het functioneren van de individuele medewerker centraal voor de werkgever.
II In het functioneringsgesprek staat het functioneren in de groep (met andere medewerkers) centraal.
A
I is juist II is onjuist
B
I is onjuist II is juist
C
Beide juist
D
Beide onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Bij welk personeelsgesprek van de beoordelingscyclus is de medewerker passief deelnemer
A
doelstellingengesprek
B
ontwikkelingsgesprek
C
functioneringsgesprek
D
beoordelingsgesprek

Slide 5 - Quizvraag

k. Hoe maak je van gesprekken van de beoordelingscyclus écht een cyclus?

Slide 6 - Open vraag

Noteer een reden waarom het zinvol is om eenmaal per jaar met jouw personeel een beoordelingsgesprek te voeren.

Slide 7 - Open vraag

Noem voorbeelden van veel-
voorkomende beoordelingsfouten

Slide 8 - Woordweb

I Het horn-effect betekent een medewerker gunstig beoordelen door onbewust het oordeel over een afzonderlijke goede eigenschap over de gehele persoon uit te strekken.
II Het halo-effect betekent een medewerker ongunstig beoordelen door onbewust het oordeel over een afzonderlijke slechte eigenschap over de gehele persoon uit te strekken.
A
I is juist II is onjuist
B
I is onjuist II is juist
C
Beide juist
D
Beide onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Waarop hebben de basisgegevens van een personeelsdossier betrekking?

Slide 10 - Open vraag

Noteer drie rechten die werknemers hebben uit hoofde van de AVG als het gaat om het personeelsdossier

Slide 11 - Open vraag

I In een moderne retailonderneming is opleiden de verantwoordelijkheid van de medewerker zelf.
II Bij opleiden speelt het organisatieaspect een grotere rol dan het sociale aspect.

A
I is juist II is onjuist
B
I is onjuist II is juist
C
Beide juist
D
Beide onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Waarom is het slim als manager een opleidingsplan te maken voor je werknemers?

Slide 13 - Open vraag

Wat is het verschil tussen opleidingsbehoefte en opleidingsnoodzaak?

Slide 14 - Open vraag

I Politieke beslissingen en de situatie op de arbeidsmarkt zijn externe factoren die invloed hebben op de kwantitatieve personeelsbehoefte.
II Om de kwalitatieve personeelsbehoefte te bepalen, gebruik je bij voorkeur kengetallen.
A
I is juist II is onjuist
B
I is onjuist II is juist
C
Beide juist
D
Beide onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Schrijf drie interne factoren op die invloed hebben op de kwantitatieve personeelsbehoefte in jouw beroepspraktijk.

Slide 16 - Open vraag