In deze LessonUp kan je hoofdstuk 1 herhalen voor het SE.
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4
In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Herhaling Hoofdstuk 1
Herhaling hoofdstuk 1
In deze LessonUp kan je hoofdstuk 1 herhalen voor het SE.
Slide 1 - Tekstslide
Reken uit in procenten. De verzekeringspremie voor je telefoon kost totaal € 150,-. Je telefoon heeft een aankoopprijs van € 700,- Hoeveel is de verzekeringspremie in procenten van de aankoopprijs.
Slide 2 - Open vraag
Hoeveel procent is het minimumloon van een 16-jarige?
Slide 3 - Open vraag
Hoeveel procent van de beroepsbevolking is werkloos?
Slide 4 - Open vraag
procent
bedrag
Slide 5 - Open vraag
Je bent nu bezig met het vak economie. Waar gaat het economie over?
Slide 6 - Open vraag
Behoeften:
mensen hebben behoefte aan goederen en diensten, dit noemen we behoeften.
Er zijn basisbehoeften (primaire behoeften) en luxebehoeften (secundaire behoeften).
Slide 7 - Tekstslide
Schaars
De natuur levert vrije goederen: zonlicht, regenwater, wind.
Andere goederen zijn schaars: ze zijn er niet vanzelf, er zijn productiemiddelen nodig om ze te maken.
Voor schaarse goederen betaal je een prijs.
Hoe schaarser --> hoe duurder.
Meer productiemiddelen nodig --> hogere prijs
Slide 8 - Tekstslide
Hoe kun je in je behoeften voorzien?
Je kunt in je behoeften voorzien door…
consumeren: kopen van goederen en diensten
zelfvoorziening: zelf maken wat je nodig hebt
natuurlijke hulpbronnen: frisse lucht, zon
collectieve voorzieningen: overheid voorziet in onze behoeften.
Slide 9 - Tekstslide
Collectieve voorzieningen
Collectieve voorzieningen = voorzieningen waar iedereen gebruik van mag maken
Collectieve sector = de overheid en instellingen die zorgen voor de collectieve voorzieningen
Slide 10 - Tekstslide
Wat betekent het begrip Schaars in de economie?
Slide 11 - Open vraag
Noem twee natuurlijke hulpbronnen.
Slide 12 - Open vraag
Wat zijn collectieve voorzieningen? Geef twee voorbeelden waar jij gebruik van maakt.
Slide 13 - Open vraag
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Video
In de video zie je een vorm van reclame. Van welke vorm is hier sprake?
A
Ideële reclame
B
Merkreclame
C
Commerciële reclame
D
Informatieve reclame
Slide 20 - Quizvraag
Merkreclame
Slide 21 - Tekstslide
Informatieve reclame
Slide 22 - Tekstslide
De reclame die je net hebt gezien is een ...
A
Ideële reclame.
B
commerciële reclame.
C
Merkreclame
D
Informatieve reclame
Slide 23 - Quizvraag
De reclame die je net hebt gezien is een ...
A
Ideële reclame.
B
commerciële reclame.
C
Merkreclame
D
Informatieve reclame
Slide 24 - Quizvraag
Slide 25 - Video
De reclame die je net hebt gezien is een ...
A
Ideële reclame.
B
commerciële reclame.
C
Merkreclame
D
Informatieve reclame
Slide 26 - Quizvraag
Een doelgroep is:
A
alle keepers bij balsporten
B
Een groep mensen die hetzelfde doel hebben
C
Een groep mensen die dezelfde kenmerken hebben
D
Alle mensen die zorgen voor een goed doel
Slide 27 - Quizvraag
Verzin een merk en een product dat jij veel koopt. Tot welke doelgroep hoor je?
Slide 28 - Open vraag
Om welke P van marketing gaat het? Er zijn veel concurrenten in een stadswinkelcentrum.
A
Prijs
B
Product
C
Plaats
D
Promotie
Slide 29 - Quizvraag
Je vader of moeder zegt tegen je: Ik heb een hele leuke broek voor je gezien, die moet je echt kopen! Dit noemen we;
A
Commerciële beïnvloeding
B
Sociale beïnvloeding
C
Maatschappelijke beïnvloeding
D
Ouderlijke beïnvloeding
Slide 30 - Quizvraag
Personeel
Plaats
Product
Promotie
Prijs
Presentatie
Slide 31 - Sleepvraag
Wanneer is er spraken van commerciële beïnvloeding ? ( er zijn 2 antwoorden goed!)
A
Je op advies van je familie een product koopt
B
Het gedrag van de consument te veranderen
C
Je gaat in op het advies van een influencer
D
Een verkoper overtuigt je om een product te kopen
Slide 32 - Quizvraag
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Een Consumentenorganisatie ....
A
komt op voor de Nederlandse handel
B
komt op voor de belangen van de koper
C
wil winst maken
D
wordt betaald door de regering
Slide 35 - Quizvraag
Wat is een vergelijkend warenonderzoek?
Slide 36 - Open vraag
Kees wil een boormachine van minstens 16 volt. Mag geen onvoldoende scoren. Accu is belangrijk. Budget is € 200. Er is een actie: 10% korting op alle boormachines. Welke kies hij?
Slide 37 - Tekstslide
De beste uit de test kost €285,- De goedkoopste €35,-. Hoeveel procent is de beste duurder dan de goedkoopste? Laat je berekening zien.
Slide 38 - Open vraag
Slide 39 - Tekstslide
Slide 40 - Tekstslide
Welke vormen van inkomen zijn er in de economie?
Slide 41 - Open vraag
Verhuur van haar 2e woning
Kinderbijslag voor haar 2 kinderen
Loon voor het werken bij KPN
Het inkomen van Esmee bestaat uit drie soorten,
sleep de goede inkomensvorm er achter.
Bezit
Overdracht
Arbeid
Slide 42 - Sleepvraag
Noem een reden van inkomensverschillen
Slide 43 - Open vraag
Slide 44 - Tekstslide
Slide 45 - Tekstslide
Slide 46 - Tekstslide
Nationaal inkomen per hoofd van de bevolking:
A
gemiddeld inkomen per persoon
B
gemiddeld jaarinkomen per persoon
C
gemiddeld jaarinkomen per persoon in een land
Slide 47 - Quizvraag
Dit is de berekening van het inkomen per hoofd van de bevolking
A
nationaal.inkomenje.salaris
B
nationaal.inkomenaantal.inwoners
C
aantal.inwonersnationaal.inkomen
D
je.salarisnationaal.inkomen
Slide 48 - Quizvraag
Een hoog inkomen per hoofd betekend dat iedereen in dat land een hoog inkomen heeft
A
waar
B
niet waar
Slide 49 - Quizvraag
Primaire behoeften
Middelen
Secundaire behoeften
Schaars
Consumentenorganisaties
Keurmerk
Welvaart
Bruto binnenlands product
Inkomensvormen
Modaal inkomen
Nationaal inkomen
Inkomen per hoofd
Sociale
Technologische
Doelgroep
Zes
Slide 50 - Sleepvraag
Saldo op 28 augustus was €2015,50. Bereken het saldo op 25 augustus.