Werkwoordspelling en grammatica

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Werkwoordspelling en grammatica

Werkwoordspelling

De man is gisteren ... (stoppen) met roken.

De man ... (kopen) vorige week een nieuwe broek.

Leroy ... (schoppen) tegen zijn deur, omdat hij boos is.

... (kloppen) jij wel op de deur om binnen te komen?

Wij ..(roepen) hard naar hem, omdat hij ons gisteren niet ... (horen).

De ... (verscheuren) foto werd opgehangen aan de muur.

Heb jij die vraag gisteren nog aan de docent ... (stellen)?

Heb jij dat document gisteren nog ... (ondertekenen)?

De ... (ontdekken) gebieden in 1600 kennen wij nu als Australië.

Het meisje ...(kleden) zich aan om naar gisteren naar school te g.aan

Grammatica

De boer vond een vlieger in het weiland.
Wat is het onderwerp van deze zin?

1. De boer
2. een vlieger
3. vond
4. in het weiland

Ik geef aan jou een cadeau op jouw verjaardag.
Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin

De kippen hebben veel eieren gelegd in de stal.
Wat zijn de kippen in deze zin?

1. persoonsvorm
2. meewerkend voorwerp
3. lijdend voorwerp
4. onderwerp

De kippen hebben veel eieren gelegd in de stal.
Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

Ik ben met jou naar huis gelopen.
Wat is de persoonsvorm in deze zin?

1. Ik
2. naar huis
3. ben
4. gelopen

Jordy heeft aan mij uitgelegd wat ik moet doen vandaag.
Wat is aan mij in deze zin?

1. Lijdend voorwerp
2. meewerkend voorwerp
3. onderwerp
4. persoonsvorm

De voorzitter gaat gekozen worden door de bestuursleden.
Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

Jochem heeft voor Mees de toets met een voldoende afgesloten.
Wat is het onderwerp in deze zin?

1. De toets
2. Mees
3. Jochem
4. voldoende afgesloten

Heb ik de deur wel op slot gedaan?
Wat is de persoonsvorm van deze zin?