14.2 Voedsel produceren

14.2 voedsel produceren 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

14.2 voedsel produceren 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb mijn ecologische voetafdruk verkleind door iets te doen uit de opdracht van dinsdag...
A
Ja
B
Nee

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 14.2
Aan het eind van 14.2 kun je:
  • opnoemen wie ons voedsel produceerde
  • vier manieren toelichten waardoor boeren zoveel mogelijk voedsel produceren voor zo weinig mogelijk geld
  • uitleggen waarom er zoveel regels zijn voor boeren.
  • de begrippen duurzame landbouw en biologische landbouw uitleggen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie produceert ons voedsel?
Boeren produceren de grondstoffen voor ons voedsel.

Er zijn drie soorten boeren:
  • Akkerbouwers
  • Tuinbouwers 
  • Veehouders

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

akkerbouw
tuinbouw
veehouderij

Slide 5 - Sleepvraag

3 soorten agrarische bedrijven
welke producten maken ze?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Efficiënt voedsel produceren 
Vroeger hadden veel boeren een gemengd bedrijf: met akkerbouw en veeteelt

Om zo veel mogelijk voedsel te produceren voor zo weinig mogelijk geld hebben boeren 4 mogelijkheden:
  1. veel van hetzelfde produceren
  2. opbrengst verhogen
  3. ziekte en schade voorkomen
  4. supergewassen en supervee. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gemengd bedrijf

Slide 8 - Tekstslide

vroeger ander soort agrarisch bedrijf: gemengd: akkerbouw en veeteelt -> gesloten kringloop
meer voedselproductie nodig voor toenemende bevolking en export
efficiënter werken en specialiseren

Efficient voedsel produceren 
1. veel van hetzelfde produceren
  • Monocultuur:  1 soort gewas 
  • Intensieve veeteelt/bio-industrie: 1 soort dier houden in een zo klein mogelijke ruimte (veeteelt)
2. opbrengst verhogen
  • Mest gebruiken (akkerbouw)
  • Krachtvoer gebruiken (veeteelt) 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Efficient voedsel produceren 
3. ziekte en schade voorkomen
  • Plagen voorkomen door gewasbeschermingsmiddelen (akkerbouw)
  • Ziektes voorkomen door antibiotica toe te voegen aan veevoer (Veeteelt)

4. supergewassen en supervee. 
  • Veredeling: Kruisen van plantenrassen om een nieuwe ras met gunstige eigensschappen te krijgen (akkerbouw)
  • Fokken: kruisen van rassen met gunstige eigenschappen. (veeteelt)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aaltjes (nematoden):
  • de natuurlijke vijand van insectenlarven.
  • De microscopisch kleine wormpjes dringen de larven binnen en doden ze uiteindelijk

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bemesten
krachtvoer
gewasbeschermingsmiddelen
hygiëne
plaag
antibiotica

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom zijn er veel regels voor boeren? 
Veeteelt:
  • er mag geen mestoverschot zijn omdat dat invloed heeft op het bestaan van planten en dierensoorten (vermesting en verzuring)

Akkerbouw:
  • gewasbeschermingsmiddelen moeten aan  eisen voldoen zoals de werking moet  selectief en ze moeten  biologisch afbreekbaar zijn.


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk groot thema is nog weinig besproken?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Duurzame landbouw en biologische landbouw
Duurzame landbouw
  • houdt rekening met het milieu door minder bemesting en minder gewasbeschermingsmiddelen.

Biologische landbouw 
  • maakt zoveel mogelijk gebruik van natuurlijke middelen en oplossingen.  

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
  • 14.2: maken opdr 1 t/m 23

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies