exittickets werkwoorden vervoegen
1 / 13
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Vervoeg het ww in de TT:
(dragen) Jij ... een mooie blouse!
(dragen) Jij ... een mooie blouse!
Slide 2 - Open vraag
Vervoeg in de TT:
(beantwoorden) ... jij deze vraag goed?
(beantwoorden) ... jij deze vraag goed?
Slide 3 - Open vraag
Vervoeg in de TT:
(Branden) Het vuur ... lekker!
(Branden) Het vuur ... lekker!
Slide 4 - Open vraag
Vervoeg in de TT:
(Deleten) Hij ... alle info!
(Deleten) Hij ... alle info!
Slide 5 - Open vraag
Vervoeg in de VT:
(Lopen) De man ... door de regen.
(Lopen) De man ... door de regen.
Slide 6 - Open vraag
Vervoeg in de VT:
Verbeteren (De leerling ... haar antwoord.
Verbeteren (De leerling ... haar antwoord.
Slide 7 - Open vraag
Vervoeg in de VT:
(Landen) Het vliegtuig ... op de Polderbaan.
(Landen) Het vliegtuig ... op de Polderbaan.
Slide 8 - Open vraag
Vervoeg in de VT:
(Deleten) De docent ... alle antwoorden.
(Deleten) De docent ... alle antwoorden.
Slide 9 - Open vraag
Vervoeg als VDW:
(zijn) Ik ... naar de tandarts ...
(zijn) Ik ... naar de tandarts ...
Slide 10 - Open vraag
Vervoeg als VDW: (verzenden)
Hij ... de mail ...
Hij ... de mail ...
Slide 11 - Open vraag
Vervoeg als VDW: (verbranden)
Zij ... de rug ...
Zij ... de rug ...
Slide 12 - Open vraag
Vervoeg als VDW: ((whats)app)
De klas ... het bericht ...
De klas ... het bericht ...
