Klas 2 laatste les voor SO unité 2

Unité 2
Klaar voor de toets!
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare school

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Unité 2
Klaar voor de toets!

Slide 1 - Tekstslide

Les objectifs du cours
  • Aan het einde van deze les waar ik al goed in ben en waar ik nog aandacht aan moet besteden.
  • Ik doe goed mee met de les. Dat betekent een nieuwsgierige, vragende houding

Slide 2 - Tekstslide

Le passé composé. Qu'est-ce que c'est
A
Verleden tijd
B
Tegenwoordige tijd
C
Toekomende tijd
D
Nabije toekomst

Slide 3 - Quizvraag

Hoe maak je de passé composé
A
Door het werkwoord te vervoegen
B
hulpwerkwoord (être of faire) en het voltooiddeelwoord
C
Alleen het voltooid deelwoord
D
Hulpwerkwoord (être of avoir) en het voltooid deelw

Slide 4 - Quizvraag

  Zet de vervoegingen van het werkwoord 'être' in de goede volgorde.
1= je. 2= tu  3= il/elle/on  4= noous  5= vous  6= ils/elles
être
est
sommes
es
êtes
sont
suis

Slide 5 - Sleepvraag

COMBINEZ:
Avoir: il,elle,on
Avoir: nous
Avoir: vous
Avoir: ils,elles
Avoir: tu
Avoir: j'
avons
nemen
ai
avez
as
a

Slide 6 - Sleepvraag

Avoir
Être
parler
arriver
téléphoner
louer
manger
aller
être
partir
avoir
rester

Slide 7 - Sleepvraag

De passé composé maak je met ......
A
1 werkwoord
B
2 werkwoorden

Slide 8 - Quizvraag

Hij heeft gezongen (in de passé composé)
A
Il a chanté
B
Elle a chanté
C
Il est chanté
D
Il a chante

Slide 9 - Quizvraag

In de passé composé: wat is de uitgang van de ww op -re?
A
é
B
i
C
u
D
eigen vorm

Slide 10 - Quizvraag

werkwoorden op -re in de passé composé
Vous..... (vendre) la maison.
A
avons vendru
B
avons vendu
C
avez vendru
D
avez vendu

Slide 11 - Quizvraag

Welke is GEEN Passé Composé?
A
il parle
B
ils ont parlé
C
j'ai parlé
D
nous avons parlé

Slide 12 - Quizvraag

Elles...
(passé composé)
A
sont restées
B
sont resté
C
sont restée
D
sont restés

Slide 13 - Quizvraag

vous (aller = gaan, passé composé)

passé composé
A
êtes allée
B
êtes allé
C
êtes allés
D
êtes allées

Slide 14 - Quizvraag

IK BEN VETROKKEN

passé composé
A
je suis parti
B
tu es parti
C
j'ai parti
D
il a parti

Slide 15 - Quizvraag

De passé composé van être
A
J'ai été
B
Je suis allé
C
J'ai eu

Slide 16 - Quizvraag

ik ben geweest (passé composé)
A
je suis été
B
j'ai été
C
j'ai êtré
D
je suis êtré

Slide 17 - Quizvraag

Passé Composé: Hij heeft gedaan
A
Il a fait
B
Il as fairé
C
Ils ont faire
D
Il est fait

Slide 18 - Quizvraag

tu (choisir = kiezen, passé composé)

passé composé
A
as choisi
B
a choisi
C
est choisi
D
es choisi

Slide 19 - Quizvraag

In de passé composé: wat is de uitgang van de ww op -ir?
A
é
B
i
C
u
D
eigen vorm

Slide 20 - Quizvraag

finir = ww op -ir
passe composé =
nous avons fin......
A
nous avons finu
B
nous avons finé
C
nous sommes finir
D
nous avons fini

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Video

La météo

Slide 23 - Sleepvraag

La météo: Quel temps fait-il?
Il neige
Il y a du soleil
Il pleut
Il fait -5 degrés

Il y a du vent


Slide 24 - Sleepvraag

voorzetsels en vertaling

Slide 25 - Woordweb