klas 2 hv H7H8 fictie

Klas 2 - fictie - 
introductie 'fictie'

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Klas 2 - fictie - 
introductie 'fictie'

Slide 1 - Tekstslide

fictie

fictie: verzonnen verhalen met als doel 'vermaken'
realistische fictie: is verzonnen, maar had wel echt kunnen gebeuren ('Oorlogswinter')
niet-realistische fictie: kan niet echt gebeurd zijn, er komen veel magische wezens in voor en er gebeuren veel magische dingen.
(Harry Potter)

Slide 2 - Tekstslide

non-fictie
non-fictie: niet verzonnen teksten zoals een nieuwsbericht, een geschiedenisboek  met als doel je te informeren.

Slide 3 - Tekstslide

spanning  - sensatie
spanning: willen weten hoe het verder gaat, de lezer of de toeschouwer blijft voortdurend nieuwsgierig

sensatie: opwinding als gevolg van een aantal spectaculaire acties (bijvoorbeeld achtervolgingen met motorzagen, botsende straaljagers en schreeuwende zombies)

Slide 4 - Tekstslide

startpunt van spanning: identificatie, je moet je kunnen verplaatsen in de hoofdpersoon. De schrijver kan met dit gevoel spelen en spanning creëren. 

Slide 5 - Tekstslide

twee soorten spanning
1. emotionele spanning: wanneer de lezer al wat meer weet van de personages wil hij of zij de personages waarschuwen om ze te behoeden voor alle ellende die er op ze af komt.

2. intellectuele spanning: de lezer weet niet veel of minder over de personages dan de personages zelf. De lezer vraagt zich van elk personage af of hij 'de dader' is, of wel of niet de waarheid spreekt.

Slide 6 - Tekstslide

vraag
Wat vind jij een spannend boek/ een spannende film of serie en waarom?

Slide 7 - Tekstslide

Zelf een spannend verhaal schrijven
belangrijke techniek:
Vertonen in plaats van vertellen.
Je kunt vertellen dat iemand bang is, maar je kunt het ook laten zien (Hij wordt spierwit, bijt op zijn lip en knijpt de hand van zijn kleine zusje totdat ze het uitschreeuwt van de pijn)

Slide 8 - Tekstslide

even oefenen
in tweetallen:
Ik was alleen thuis, het was al donker en ik hoorde dat er een raam werd ingegooid. Ik was doodsbang.......

Beschrijf deze gebeurtenis als een spannend verhaal. Denk daarbij aan de techniek 'vertonen in plaats van vertellen'

Slide 9 - Tekstslide

opdracht
Schrijf een spannend verhaal
1. Bedenk een personage in een moeilijke situatie, waaruit hij zich moet zien te redden.
2. Bedenk een plek waar het verhaal zich afspeelt.




Slide 10 - Tekstslide

H8 perspectief
perspectief : gezichtspunt
Een verhaal vertellen we altijd vanuit een gezichtspunt.
Dit gezichtspunt is bepalend voor hoe je een verhaal beleeft.

Slide 11 - Tekstslide

drie soorten perspectief
1.  ik-verteller: 
'Ik' is een personage in het verhaal en weet alleen dingen die hij of zij zelf heeft meegemaakt. De 'ik' heeft veel inzicht in zijn of haar eigen gedachten, maar niet in die van andere personages.

Slide 12 - Tekstslide

drie soorten perspectief
2. De personale verteller:
Deze verteller lijkt op de 'ik-verteller' maar het verhaal wordt door de derde persoon verteld: de 'hij' of de 'zij'. Deze verteller heeft alleen maar inzicht in zijn of haar eigen belevenissen. 

Slide 13 - Tekstslide

drie soorten perspectief
3. De auctoriale verteller:
Deze verteller is 'alwetend', hij of zij ziet en weet alles, kent de gedachten van alle personages en weet wat er vroeger is gebeurd en wat er later kan gebeuren. Deze verteller is geen personage in het verhaal.

Slide 14 - Tekstslide