Les 5: 09-10-2023

WELKOM

Les 5
09-10-2023 
Katarina Hrnjez


1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2HBOStudiejaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

WELKOM

Les 5
09-10-2023 
Katarina Hrnjez


Slide 1 - Tekstslide

LINK: hoe gaat het?
LINK A2-B1
Online programma.

Open internet.
Ga naar: www.nt2school.nl
Klik op inloggen.

Gebruikersnaam: je email
Wachtwoord: lexicon

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?

  • Grammatica: scheidbaar werkwoord herhaling
  • Taak 2
  • Woordenschat
  • Grammatica: voltooide tijd
  • Taak 3
  • Informatie opzoeken op internet
  • Huiswerk

Slide 3 - Tekstslide

Wat kunnen we aan het eind?
  • Je praat en schrijft over een feest en leest een uitnodiging.
  • Je leest, schrijft en praat over gewoontes bij een overlijden.
  • Je praat en schrijft over opvoeding.
  • Je leest, praat en schrijft over belangrijke personen in je leven.



Slide 4 - Tekstslide

Grammatica: scheidbare werkwoorden


Wat zijn scheidbare werkwoorden?​
Wie weet een voorbeeld?​
Wat gebeurt ermee?

Slide 5 - Tekstslide

Grammatica: scheidbare werkwoorden

Scheidbare werkwoorden bestaan uit twee delen:​

Een voorzetseldeel​
Een werkwoorddeel​

Bijvoorbeeld: opbellen, afwassen, uitdoen, voorlezen​

Hoe gebruik je deze werkwoorden in de zin?





Slide 6 - Tekstslide

Grammatica: scheidbare werkwoorden

Hoofdzin met één werkwoord:​

Ik bel mijn moeder op.​
Ik was vanavond alles af. / Vanavond was ik alles af.​

Hoofdzin met een hulpwerkwoord…​
​Ik wil straks mijn moeder opbellen.​
Ik moet vanavond alles afwassen.




Slide 7 - Tekstslide

Grammatica: scheidbare werkwoorden


De docent ... de toets ... (nakijken)
Mijn kind ... haar boterham ... (opeten)
Ik ... in 2026 ... (afstuderen)
We zijn laat. We ... heel snel ... (doorlopen)
Jullie ... het afval nooit ... (weggooien)
Ik heb de broek te klein gekocht. Ik ... de broek ... (terugbrengen)






Slide 8 - Tekstslide

Grammatica: scheidbare werkwoorden


De docent kijkt de toets na.






Mijn kind eet haar boterham op.
Ik studeer in 2026 af.
We zijn laat. We lopen heel snel door.
Jullie gooien het afval nooit weg.
Ik heb de broek te klein gekocht. Ik breng de broek terug.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Taak 2
Hebben jullie wel eens een rouwkaart gekregen of een begrafenis in Nederland meegemaakt?

Wat zeg je tegen iemand die net iemand is verloren of heeft begraven?


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Grammatica: inversie
Start je een zin met een tijd of plaats: gebruik inversie.

Mijn moeder woont in Turkije.
Volgend jaar woont mijn moeder in Turkije.

In Italië eet men veel pasta.
Vroeger gingen wij elke zondag naar de kerk.
In de stad kun je veel mooie kleren kopen.

Slide 13 - Tekstslide

de buren - in praag - praten - elke dag met elkaar

Slide 14 - Open vraag

in de winter - nederlanders - graag - stamppot - eten

Slide 15 - Open vraag

Op woensdag ...

Slide 16 - Open vraag

In Europa ...

Slide 17 - Open vraag

Volgend jaar ...

Slide 18 - Open vraag

Taak 2

Wat zijn de gewoontes bij een overlijden in jouw familie?
Hoe maakt de familie het overlijden bekend?
Wat zegt de wet over begraven of cremeren?
Hoe nemen mensen afscheid van de overledene? Wat doen ze?

Slide 19 - Tekstslide

Woordenschat
Lees de tekst van taak 2.
Welke woorden ken je nog niet?
Van welke ken je de betekenis niet helemaal?

Slide 20 - Tekstslide

Woordenschat
Overlijden                                                               Het afscheid
Crematie - begrafenis                                      De troost
De periode                                                             Men
Directe familie                                                     Het graf
Bekend maken                                                     Het onderdeel
De voorbereiding                                               Verschillen
De overledene                                                     De bijeenkomst


Slide 21 - Tekstslide

PAUZE
We hebben nu 3 minuten pauze.

Pak even een kopje thee, koffie of voor sommige een rookpauze.

Slide 22 - Tekstslide

Grammatica: voltooide tijd
Tegenwoordige tijd 
Maartje fietst naar school.​

Verleden tijd 
Maartje fietste naar school.​
Voltooide tijd 
Maartje is naar school gefietst.





Slide 23 - Tekstslide

Grammatica: voltooide tijd
​Regelmatige werkwoorden -> volgen een regel​
Hele werkwoord                                       fietsen​
Wat is de stam?

Slide 24 - Tekstslide

Grammatica: voltooide tijd
​Regelmatige werkwoorden -> volgen een regel​

Hele werkwoord                                       fietsen​
Wat is de stam?                                         fiets
Je doet: + ge                                               gefiets




Slide 25 - Tekstslide

Grammatica: voltooide tijd
​Regelmatige werkwoorden -> volgen een regel​

Hele werkwoord                                       fietsen​
Wat is de stam?                                         fiets
Je doet: + ge                                               gefiets
Je doet + d/t                                                gefietst



Slide 26 - Tekstslide

Grammatica: voltooide tijd





Wanneer krijg je d?              (gewoond)​

Wanneer krijg je t?                (gewerkt)


Slide 27 - Tekstslide

Grammatica: voltooide tijd
​SOFT KETCHUP X ​
‘T SEXY FOKSCHAAP​
 ‘T EX KOFSCHIP.​

Laatste letter van de stam?​
S – F – T – K – CH – P – X ??      -->     T

gewerkt, gefaxt, gewacht, …








Slide 28 - Tekstslide

Ik heb altijd al in Deventer ... (wonen), behalve in 2009.

Slide 29 - Open vraag

Na het diner heeft mijn broer met zijn vrouw ... (dansen).

Slide 30 - Open vraag

Wij hebben urenlang op de bus ... (wachten).

Slide 31 - Open vraag

Zij hebben naar het nieuwe album van Anouk ... (luisteren).

Slide 32 - Open vraag

Ik heb de docent rond de vijfhonderd vragen ... (stellen).

Slide 33 - Open vraag

Internetopdracht: informatie opzoeken

Iedereen neemt weleens medicijnen. En iedereen heeft ook weleens een vraag over medicijnen, bijvoorbeeld: ‘Mijn baby krijgt tandjes. Mag ik mijn baby paracetamol geven?’
Hoe kan je antwoord op deze vraag vinden op internet?

We gaan nu samen zoektermen brainstormen. Let op de spelling!
Vertel vervolgens op welke link u gaat drukken en waarom. 

Slide 34 - Tekstslide

Huiswerk
  • LINK thema 2 (deel 1 en 2)
  • LINK grammatica
  • LINK toets thema 1

Slide 35 - Tekstslide