Herhaling ! Werkwoorden les 1- 24 voltooide tijd. BiZ

Herhaling Werkwoorden 2 les 1-24 

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling Werkwoorden 2 les 1-24 

Slide 1 - Tekstslide

Wat ga je vandaag leren?
Voltooide tijd herhalen!

De meest gemaakte fouten.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de voltooide tijd?
Maak een zin in de voltooide tijd.

Slide 3 - Open vraag

Weet je nog?
          Voltooide tijd :  iets wat vroeger gebeurd is
Bij de voltooide tijd gebruik je het werkwoord hebben of zijn en een voltooid deelwoord.

 Mijn moeder heeft een schilderij gemaakt.
Alex en Jane zijn vorige week getrouwd.


Slide 4 - Tekstslide

Hoe maak je een voltooid deelwoord?

Slide 5 - Open vraag

Regelmatige werkwoorden
ge- maak-t          ge-deel-d
Stap 1 :   ik-vorm
maken    ik maak
leggen    ik  leg
reizen     ik reis
leven      ik leef
Stap 2: laatste letter?
               wel?  -t
               niet? -d
Stap 3: ge- ervoor. * soms niet!


Onregelmatige werkoorden



Uit je hoofd leren!!!! Blz. 209

Slide 6 - Tekstslide

Werkwoorden beginnen met be-, her-, ver-, ont-, ge- Wat moet je weten van het voltooid deelwoord?

Slide 7 - Open vraag

Weet je nog?
Sommige werkwoorden beginnen met be-, her-, ver-, ont-, ge_
                   bestellen        ik bestel        ik heb besteld
Deze werkwoorden krijgen geen  ge- in het voltooid deelwoord :                         
ik heb een pizza besteld.
Stap 1 : Noteer de ik-vorm:    ik bestel                bestel

Let op hoe het werkwoord begint :  be-, her-, ver-, ont-, ge-
Onthoud: geen ge- in het voltooid deelwoord ervoor schrijven ( ik heb besteld)

Slide 8 - Tekstslide

Scheidbare werkwoord ( samenwerken) Maak het voltooid deelwoord.

Slide 9 - Open vraag

Weet je nog?
Scheidbare werkwoord ( werkwoord + ander woord)      samenwerken
samenwerken         ik  werk samen.    Wij werken elke dag samen
Wij hebben samengewerkt

Deze werkwoorden  beginnen met het andere woordje en dan volgt het voltooid deelwoord : samengewerkt.  teruggebeld.   uitgelegd

Slide 10 - Tekstslide

Noem twee onregelmatige werkwoorden? Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 11 - Open vraag

Weet je nog?
In de voltooide tijd zijn er twee soorten werkwoorden:
onregelmatige werkwoorden en regelmatige werkwoorden.
 
Onregelmatige werkwoorden veranderen van klank.  Regelmatige werkwoorden veranderen niet van klank.
Er zijn geen regels voor onregelmatige werkwoorden. 
Je moet ze uit je hoofd leren ( blz. 209).

Slide 12 - Tekstslide

Gebruik je hebben of zijn + voltooid deelwoord?

Slide 13 - Open vraag

De les________ begonnen.
We ______________ gefietst.

Slide 14 - Open vraag

Wij____________gevallen.
Ik _______________naar huis gelopen.

Slide 15 - Open vraag

Weet je nog?

Bij de voltooide tijd gebruik je het werkwoord hebben of zijn en een voltooid deelwoord

Mijn moeder heeft een schilderij gemaakt.
Alex en Jane zijn vorige week getrouwd.

Slide 16 - Tekstslide

Weet je nog!
Vaak gebruik je het werkwoord hebben, soms moet je het werkwoord zijn gebruiken.
Bij deze werkwoorden gebruik je zijn:
beginnen                   lukken                  vallen                 komen
blijven                         overlijden            vertrekken      groeien
gaan                             worden                 trouwen          afsluiten
Zie blz. 110      


Slide 17 - Tekstslide

Weet je nog?
Bij werkwoorden van beweging bijvoorbeeld: wandelen, fietsen, lopen, zwemmen, rijden, hollen,  gebruik je hebben of zijn.
                                   We hebben gewandeld.
                                   We zijn naar de winkel gewandeld.
Staat er een richting( doel)  in de zin ? Bijvoorbeeld naar de winkel...
                  Dan gebruik je zijn.

Slide 18 - Tekstslide

Wat moet je onthouden?
Om de toets volgende week maandag goed te maken?

Schrijf het op!!!!!
We gaan spiekbriefjes maken.

Slide 19 - Tekstslide

1. gebeuren
2. verdienen
3. beginnen*

4. vertrouwen
5. bewaren

6. Herhalen
1.Dat is vaak ............................
2.Hij heeft veel geld ...................
3.De les is ............................................
4. Ik heb mijn zus ........................
5. Wij hebben het cadeau........................
6. de leerling heeft de zin..............................

Slide 20 - Tekstslide

1. inpakken
2. afdrogen
3. afmaken

4. aanbieden*

5.afspreken*

6. inhalen
1. Heb je het cadeau ...................
2. Wij hebben de glazen ............
3. Ik heb mijn huiswerk ...........................
4. Mijn zus heeft haar een drankje ........................................
5. Hebben jullie samen ....................................................
6. Ik heb de bus ............................

Slide 21 - Tekstslide

Wat heb je vandaag geleerd?
What did you learn today?
що ти навчився сьогодні
ماذا تعلمت اليوم
bugün ne öğrendin
Ի՞նչ սովորեցիք այսօր:
آج آپ نے کیا سیکھا؟
O que você aprendeu hoje?
ሎሚ እንታይ ተማሂርኩም?

Slide 22 - Tekstslide

Werkwoorden voltooide tijd
Nakijken 
oefeningen van les 16- 24 
Alle zinnen

Corrigeer je antwoorden

Slide 23 - Tekstslide

Heb je het lesdoel bereikt?


  • Ik kan werkwoorden in de voltooide tijd juist schrijven.
  1. regelmatige werkwoorden
  2.  werkwoord begint met be-, ver-, ont, ge-, -her, -er
  3. scheidbare werkwoorden
  4. onregelmatige werkwoorden

    Slide 24 - Tekstslide

    Hoe goed kan jij werkwoorden in de voltooide tijd schrijven?

    Slide 25 - Tekstslide

    Huiswerk voor volgende week maandag
    Voorbereiden op de toets
    werkwoorden 2
    Les 1-24

    Slide 26 - Tekstslide

    Slide 27 - Tekstslide