Les 13 H2 - Tekstdoel en publiek (2)

Planning
Kijkopdracht actualiteit + nabespreking (15min)
Korte herhaling lesstof H2- Lezen: tekstdoel en publiek (10min)
Aan de slag + nabespreken! (30min)
Kahoot (10min)


1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Planning
Kijkopdracht actualiteit + nabespreking (15min)
Korte herhaling lesstof H2- Lezen: tekstdoel en publiek (10min)
Aan de slag + nabespreken! (30min)
Kahoot (10min)


Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Vragen n.a.v de actualiteit
  1. Wat is de hoofdgedachte van dit filmpje?
  2. 'De zeespiegel dreigt sneller te stijgen: 'We gaan naar kritieke grens'... Wat betekent in dit geval 'kritieke grens'
  3. Waar hangt de stijging van de zeespiegel volgens de wetenschappers van het knmi vanaf? Waar staat de afkorting knmi voor?
  4. 'De urgentie' van de snel voltrekkende klimaatverandering wordt duidelijk'. Wat is urgent(ie)?  Wat wordt er bedoeld met 'snel voltrekkend'?
  5.  Wat is een scenario? Wat zou er dan bedoeld worden met een 'worst-case-scenario' in het geval van de zeespiegelstijging?

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdgedachte
Door de opwarming de aarde door de uitstoot van  broeikasgassen  stijgt dezeespiegel sneller dan verwacht en is er werk aan de winkel voor politici.


= het belangrijkste wat er in de tekst gezegd wordt samengevat in één zin!

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

2. De zeespiegel dreigt sneller te stijgen: 'We gaan naar kritieke grens'...Wat betekent in dit geval 'kritieke grens'. 

Gevaarlijke (= synoniem) grens. Dit is de grens waarop de zeespiegel dus op een gevaarlijke en bedreigende manier kan gaan stijgen. Onze dijken zullen het dan ook niet houden!

Slide 6 - Tekstslide

 
3. Waar hangt de stijging vanaf? Hoogte  van de uitstoot  van hoeveelheid broeistofgassen en ook hoe de ijskappen van Antartica reageren op de opwarming door broeikasgassen.

KNMI: Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut

Slide 7 - Tekstslide

4. De urgentie  van de snel voltrekkende klimaatverandering wordt duidelijk'.

Wat is urgent(ie)? Wat wordt er bedoeld met 'snel voltrekkend'?

Ingrijpen door de politiek moet snel gebeuren, omdat de klimaatverandering zo snel gaat dat onmiddelijk handelen belangrijk is


Slide 8 - Tekstslide

5. Wat is een scenario?
Wat zou er dan bedoeld worden met een 'worstcasescenario' in het geval van de zeespiegelstijging?

Wat er in het allerergste geval zou kunnen gebeuren!



Slide 9 - Tekstslide

DOEL van een tekst?

Slide 10 - Tekstslide

DOEL van een tekst


- De schrijver wil bij de lezer iets bereiken, daarom heeft een tekst een DOEL


Welke doelen weet je nog?


Slide 11 - Tekstslide

DOEL:

Instrueren

Slide 12 - Tekstslide

DOEL:

Instrueren


De schrijver wil uitleggen hoe je iets moet doen

Slide 13 - Tekstslide

DOEL:

Amuseren

Slide 14 - Tekstslide

DOEL:

Amuseren


De schrijver wil je vermaken

Slide 15 - Tekstslide

DOEL:

Informeren

Slide 16 - Tekstslide

DOEL:

Informeren


De schrijver wil dat je iets te weten komt

Slide 17 - Tekstslide

DOEL:

Waarschuwen

Slide 18 - Tekstslide

DOEL:

Waarschuwen


De schrijver wil dat je iets NIET doet

Slide 19 - Tekstslide

DOEL:

Activeren

Slide 20 - Tekstslide

DOEL:

Activeren


De schrijver wil dat je iets WEL gaat doen

Slide 21 - Tekstslide

DOEL:

Overtuigen

Slide 22 - Tekstslide

DOEL:

Overtuigen


De schrijver wil zijn mening geven

Slide 23 - Tekstslide

Publiek 
Een schrijver moet met zijn publiek rekening houden, als hij zijn tekstdoel wil bereiken.  Lezers hebben ook een leesdoel.


Slide 24 - Tekstslide

Publiek
(Lezers)publiek = een bepaalde groep mensen die de schrijver wilt bereiken: kinderen; jongeren; ouderen; sportliefhebbers etc.


(Kijk naar: onderwerp, bron, lay-out en taalgebruik!)  Waarom?

Slide 25 - Tekstslide

           Tekst en publiek
Je kunt zien voor welk publiek iets geschreven is aan:
 - Het onderwerp (waar gaat de tekst over?)
 - Het taalgebruik (formeel, informeel)
 - De bron (waar komt de inhoud vandaan/ wie heeft het geschreven?)
- De lay-out


Slide 26 - Tekstslide

Lay-out is hetzelfde als beeld en opmaak.
Hoe een bladzijde eruit ziet.

Slide 27 - Tekstslide



Waaraan kun je zien dat de artikelen in 'Tina' voor jonge meiden geschreven zijn?

Tekst en publiek
A
De lay-out, kleuren en foto's
B
De onderwerpen
C
Het taalgebruik
D
Alle drie

Slide 28 - Quizvraag



Voor welk publiek zijn de artikelen in het tijdschrift 'Tina' geschreven?

Tekst en publiek
A
Jongens
B
Vrouwen
C
Jonge meiden
D
Mannen

Slide 29 - Quizvraag



Voor welk publiek zijn de artikelen in het tijdschrift 'Voetbal International' geschreven?

Tekst en publiek
A
Mannen en vrouwen
B
Mannen en vrouwen die interesse hebben in voetbal
C
Jongens en meisjes die interesse hebben in voetbal
D
Iedereen die interesse heeft in voetbal

Slide 30 - Quizvraag



Waaraan kun je zien dat de artikelen in 'Tina' voor jonge meiden geschreven zijn?

Tekst en publiek
A
De lay-out, kleuren en foto's
B
De onderwerpen
C
Het taalgebruik
D
Alle drie

Slide 31 - Quizvraag



Voor welk publiek zijn de artikelen in het tijdschrift 'Tina' geschreven?

Tekst en publiek
A
Jongens
B
Vrouwen
C
Jonge meiden
D
Mannen

Slide 32 - Quizvraag





Voor wie zijn de artikelen in het tijdschrift 'Story' geschreven?

Tekst en publiek
A
Mannen en vrouwen die interesse hebben in het dagelijkse nieuws
B
Vrouwen die interesse hebben in het laatste nieuws over bekende Nederlanders
C
Iedereen die interesse heeft in het laatste nieuws over bekende Nederlanders
D
Vrouwen die interesse hebben in het dagelijkse nieuws

Slide 33 - Quizvraag



Welk tekstdoel heeft de schrijver bij het schrijven voor zijn publiek van 'Voetbal International'?

Tekst en doel
A
Amuseren
B
Amuseren en informeren
C
Overtuigen en amuseren
D
Alle drie

Slide 34 - Quizvraag



Voor welk publiek zijn de artikelen in het tijdschrift 'Voetbal International' geschreven?

Tekst en publiek
A
Mannen en vrouwen
B
Mannen en vrouwen die interesse hebben in voetbal
C
Jongens en meisjes die interesse hebben in voetbal
D
Iedereen die interesse heeft in voetbal

Slide 35 - Quizvraag

Aan de slag!
H2- Lezen op blz. 40-41-42
Maken: opdracht 2 en 4




Klaar? Pak een leesboek van de tafel of huiswerk ander vak.
timer
4:00

Slide 36 - Tekstslide

Antwoorden

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Link