Visies en onderwijsconcepten 1

Visies en onderwijsconcepten 1



Bijeenkomst 1
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
PedagogiekHBOStudiejaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

Visies en onderwijsconcepten 1



Bijeenkomst 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem iets dat volgens jou onmisbaar is in goed onderwijs

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud
Check in
VEO1
Bubbelopdracht
Terugblik op internationalisering
Visie
Typologieën APS > groepjes maken
Verschil en verbondenheid van pedagogiek en didactiek
Wat is een paper
Korte toelichting filmfestival
Check out


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VEO1 inhoud
Bijeenkomst 1 Zie vorige slide
Bijeenkomst 2 Filmfestival
Bijeenkomst 3 Literatuur; hoe en wat?
Bijeenkomst 4 Excursie Amsterdam
Bijeenkomst 5 Podcast beluisteren en elkaar feedback geven + aanvullen paper
Bijeenkomst 6 Feedback in groepjes + werken

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toetsopdracht
  • Deze periode ontwikkel je in een team jullie visie op onderwijs. Dit werk je uit in een gezamenlijke paper. In deze paper beschrijven jullie wat volgens jullie de essentie van onderwijs is. Kortom, waartoe dient onderwijs!?
  • In dit paper beantwoord je gezamenlijk de vraag: 'Wat is voor jullie de essentie van onderwijs?'
  • Inspiratie voor deze paper over jullie visie halen jullie de bijeenkomsten, uit literatuur, podcasts, actualiteiten, films, literatuur, schoolervaringen, ervaringen uit de samenleving, interviews etc.

Slide 5 - Tekstslide

Zie Its voor complete toetsopdracht
Een paper is:

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Definitie
  1. Een paper is: een wetenschappelijke tekst van beperkte lengte, over het algemeen geschreven in opdracht. 
  2. Een paper heeft als doel dat studenten inhoudelijk met het vakgebied bezig zijn, problemen aanpakken en benaderen zoals experts en academische vaardigheden, in casu (in dit geval) het schriftelijk communiceren, inoefenen of aantonen. 
  3. Een paper is: vaak een schriftelijke eindopdracht voor studenten, waarmee ze een specifiek vak afronden.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toetscriteria
  • De essentie is in maximaal vijf regels weergegeven
  • De onderdelen uit het kader van goed onderwijs komen duidelijk terug
  • Er is minimaal een van de aanbevolen bronnen gebruikt
  • Binnen de visie zijn minimaal vier betrouwbare bronnen gebruikt
  • Er wordt binnen de visie gebruik gemaakt van inspirerende podcasts, actualiteiten, films, schoolervaringen, ervaringen uit de samenleving, interviews etc.
  • De paper is consistent geschreven
  • Er wordt gezamenlijk antwoord gegeven opvraag: ‘wat is de essentie van onderwijs?' 

  • Voorwaardelijke criteria:
  • De APA normen worden goed gehanteerd
  • Er is een bronnenlijst toegevoegd 
  • Op alle bovenstaande onderdelen is een voldoende gescoord
  • Wanneer alle onderdelen van de toetscriteria voldoende zijn, sluiten jullie deze module met een V af.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Bubbelopdracht uitleggen
Je bubbel
'Inlevingsvermogen voor mensen die tot onze eigen bubbel horen, lijken we in ruime mate te bezitten. Maar echt ingewikkeld wordt het pas als we ons moeten verhouden tot mensen en groepen met andere belangen of identiteiten. Dan vervallen we vaak in een soort groepsegoïsme. Opvoeding, educatie, jongerenwerk en jeugdzorg kunnen hieraan op een positieve manier tegenwicht bieden, bijvoorbeeld door – in de woorden van Hannah Arendt – kinderen en jongeren te stimuleren op reis te gaan in de gedachtewereld van anderen'  (De Winter, 2024).

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Terugblik internationalisering
Wat zijn ideeën of opvattingen die indruk op je hebben gemaakt?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Visie=
kijk die een persoon of bedrijf heeft op een situatie. 

Doel van een visie:
 voor ogen hebben wat je wilt bereiken. Een visie wordt daarom ook vaak een toekomstdroom genoemd.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stappen schrijven visie
  1. Bepaal je doelgroep
  2. Wat wil je/jullie bereiken met je school? Wat is je/jullie droomscenario?
  3. Hoe ziet de omgeving er voor onze school uit in de toekomst?
  4. Waar willen we voor staan?
  5. Hoe bereiken we onze gedroomde positie?
  6. Schrijf een visiestuk: Alles wat je opgeschreven hebt in de eerste stappen, vat je nu samen in een visiestuk. Hierin beschrijf je waar jouw school voor staat en welk probleem je wilt oplossen met je product of dienst. Het is belangrijk dat je visiestuk inspirerend is voor zowel je werknemers als voor je klanten.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Bepaal je doelgroep
Wat wil je/jullie bereiken met je school? Wat is je/jullie droomscenario?
Hoe ziet de omgeving er voor onze school uit in de toekomst?
Waar willen we voor staan?
Hoe bereiken we onze gedroomde positie?
Schrijf een visiestuk: Alles wat je opgeschreven hebt in de eerste stappen, vat je nu samen in een visiestuk. Hierin beschrijf je waar jouw school voor staat en welk probleem je wilt oplossen met je product of dienst. Het is belangrijk dat je visiestuk inspirerend is voor zowel je werknemers als voor je klanten.
Hoe ontstaat een visie en een bijpassend onderwijsconcept?
Macro, input van de overheid
Scholen dienen een bijdrage te leveren aan kennisverwerving, persoonsvorming en maatschappelijke toerusting. Deze uitgangspunten zijn terug te vinden in in de kerndoelen voor po, onderbouw vo en (v)so en de wet op burgerschapsvorming.

Meso (schoolniveau/onderwijsconcept)
Een visie op schoolniveau geeft op globale wijze richting aan de manier waarop de school invulling geeft aan kennisontwikkeling, persoonsvorming en maatschappelijke toerusting van leerlingen. De overheid geeft scholen en leraren de ruimte om de eigen visie te formuleren en daarmee aan te geven op welke punten de school zich al dan niet wenst te profileren. Deze uitgangspunten zijn richtinggevend voor nadere keuzes op alle andere draden.

Micro (lesniveau)
Visie op micro-niveau geeft aan hoe kinderen leren op deze specifieke school. Dit is vaak vormgegeven door de evt. in samenspraak met leerlingen.



Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Didactische dimensies

Slide 18 - Tekstslide

Scholen van het type B zijn te herkennen als klassikale scholen. Kinderen
werken aan dezelfde inhoud, differentiatie vindt plaats door (de-)intensivering van instructie en begeleiding, aan aanpassing van taken. We noemen dit type scholen neoklassikale scholen.

In scholen van het type C vindt instructie plaats in kleine instructiegroepen.
Kinderen werken zelfstandig aan dag- en weektaken. In deze scholen wordt
veel werk gemaakt van het vaststellen van de onderwijsbehoeften van leerlingen, onderwijs wordt daaromheen georganiseerd. We noemen dit type
scholen geïndividualiseerde scholen.

Scholen van het type D richten zich op de individuele ontwikkeling van
kinderen. Daarbij wordt ontwikkeling vaak ruimer gezien dan in scholen van
het type C. Het gaat om ontwikkeling van talenten. Belangrijk in deze scholen
is de zelfsturing van leerlingen. Het eigenaarschap voor eigen leren staat
voorop. We noemen dit type scholen ontwikkelingsscholen.

In scholen van het type E werken kinderen vaak gezamenlijk aan thema’s en projecten.
De bijdrage van kinderen hieraan hoeft niet gelijk te zijn. Deze scholen
willen een leergemeenschap zijn. We noemen ze gemeenschapsscholen.
Prototypen scholen:
de neoklassikale school;
de geïndividualiseerde school;
de ontwikkelingsschool;
de gemeenschapsschool.

Slide 19 - Tekstslide

Scholen van het type B zijn te herkennen als klassikale scholen. Kinderen
werken aan dezelfde inhoud, differentiatie vindt plaats door (de-)intensivering van instructie en begeleiding, aan aanpassing van taken. We noemen dit type scholen neoklassikale scholen.

In scholen van het type C vindt instructie plaats in kleine instructiegroepen.
Kinderen werken zelfstandig aan dag- en weektaken. In deze scholen wordt
veel werk gemaakt van het vaststellen van de onderwijsbehoeften van leerlingen, onderwijs wordt daaromheen georganiseerd. We noemen dit type
scholen geïndividualiseerde scholen.

Scholen van het type D richten zich op de individuele ontwikkeling van
kinderen. Daarbij wordt ontwikkeling vaak ruimer gezien dan in scholen van
het type C. Het gaat om ontwikkeling van talenten. Belangrijk in deze scholen
is de zelfsturing van leerlingen. Het eigenaarschap voor eigen leren staat
voorop. We noemen dit type scholen ontwikkelingsscholen.

In scholen van het type E werken kinderen vaak gezamenlijk aan thema’s en projecten.
De bijdrage van kinderen hieraan hoeft niet gelijk te zijn. Deze scholen
willen een leergemeenschap zijn. We noemen ze gemeenschapsscholen.

De ontwikkelingsschool wordt gekenmerkt door individualiteit en zelfsturing; de (leer)gemeenschapsschool door een
gerichtheid op brede persoonlijke ontwikkeling en onderwijs, waarin deelname aan de groep en dialoog belangrijk zijn. 
Pedagogische dimensies

Slide 20 - Tekstslide

In scholen van het type B is het handelen van de leerkracht gericht op de regels en de structuur die nodig zijn om samen in de klas les te krijgen.

In scholen van het type C is de leerkracht erop gericht dat leerlingen het werk doen dat bij hen past. Centraal staat het individu met een leertaak.
Regels en structuren moeten ertoe leiden dat leerlingen elkaar niet storen.

In scholen van het type D is de leerkracht gericht op de individuele ontwikkeling
van kinderen en de interactie die daaraan bijdraagt.

In scholen van het type E is de leerkracht erop gericht onderling verschillende
kinderen in een gemeenschap te laten samenleven en -werken.

Slide 21 - Tekstslide

Samengevoegd
Het verschil tussen pedagogiek en didactiek is:

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De overeenkomsten tussen pedagogiek en didactiek zijn:

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Keuzes maken

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Curriculum

Slide 25 - Tekstslide

Leerkrachten met een lineaire opvatting over het curriculum gaan ervan
uit dat leren stap voor stap verloopt. Het curriculum is verdeeld in kleine
stappen of deelonderwerpen waarvan de volgorde vastligt. Deze manier van
denken zorgt ervoor dat een lineair curriculum goed is vast te leggen in
een methode. Leerkrachten die een lineair curriculum aanhangen maken danook graag gebruik van methoden. Lessen in een lineair curriculum zijn een
opeenvolging van instructies en oefeningen. De kwaliteit van het werken
met een lineair curriculum is gelegen in het getrouw volgen van methodes en
goed uitgevoerde instructie. Het denken in termen van een lineair curriculum
is verbonden met een behavioristische opvatting over leren.
Leerkrachten met een concentrische opvatting over leren gaan ervan uit dat
herhaalde confrontatie met een onderwerp of vaardigheid leidt tot verdieping en verbetering. Metaforen voor deze manier van kijken naar het curriculum zijn: het pellen van de ui, het trekken rond Jericho, het groeien van
de boom.

Leerkrachten die kiezen voor een concentrisch curriculum werken graag met voor de leerlingen betekenisvolle gehelen, zoals thema’s en projecten. In
het werk in de klas zie je vormen van ontdekkend leren, leren door doen,
gesprekken. De leerkracht is hier niet alleen uitvoerder, maar ook ontwerper
van onderwijs. Belangrijk voor de kwaliteit van het werken met een concentrisch curriculum is de reflectie door leerlingen. Werken met een concentrisch curriculum is verbonden met een constructivistische opvatting over leren.

Reflectievragen
• Werk je het liefst met een lineair of met een concentrisch curriculum?
• Wat zijn hiervoor argumenten of beweegredenen?
• I s die voorkeur hetzelfde voor alle leerlingen en alle vak- en vormingsgebieden
of zijn er verschillen?
• Werk je in de praktijk ook met de curriculumopvatting van je keuze?
• Hoe komt dat?
Organisatie

Slide 26 - Tekstslide

Groepsgewijs - individugericht
Sinds de 19e eeuw wordt er klassikaal lesgegeven. Een traditie die zich tot
in de 21e eeuw voortzet. De keuze voor klassikaal onderwijs, in de tijd van
rationalisatie van organisaties, komt voort uit de organiseerbaarheid. Het
is efficiënt om een groep leerlingen met min of meer dezelfde vorderingen
gezamenlijk instructie te geven en te laten oefenen. Een ander argument om
onderwijs groepsgewijs te organiseren is de veronderstelling dat leerlingen
in een groep van en met elkaar leren. Verder is er de verwachting dat werken
in een groep positieve effecten heeft op de sociale vorming van kinderen.
Kijkend naar klassen blijkt dat vorderingen ver uiteen kunnen liggen, soms is er wel tot vier jaar verschil in didactische leeftijd. De vaststelling dat de onderwijsbehoeften van leerlingen te veel verschillen om ze te laten profiteren
van klassikaal aangeboden instructie en oefeningen, is een argument om
te kiezen voor een meer individugerichte organisatie. Aan de keus voor meer
individueel organiseren kan ook een uitgesproken opvatting over mensen en
kinderen ten grondslag liggen. Dit merk je aan uitspraken als: “leerlingen
zijn eigenaar van hun eigen leren” en “leren is persoonlijk”.

Reflectievragen
• Organiseer je je werk in de klas het liefst groepsgericht of individugericht?
• Wat zijn hiervoor argumenten of beweegredenen?
• I s die voorkeur hetzelfde voor alle leerlingen en alle vak- en vormingsgebieden
of zijn er verschillen?
• Werk je in de praktijk ook met de manier van organiseren van je keuze?
• Hoe komt dat?
Pedagogiek

Slide 27 - Tekstslide

Conformisme - non-conformisme
“Regels zijn regels” is een uitspraak die hoort bij een conformistische opvatting
over gedrag. Ook hoor je in dit verband vaak: “Als leerkracht moet je consequent zijn.” Er zijn vaste normen en structuren waar iedereen zich aan te houden heeft. Een leerkracht in de conformistische traditie zal op problemen reageren met het opstellen van regels. De manier om leerlingen tot gewenst gedrag te krijgen is straffen en belonen. Conformisme past goed bij een behavioristische opvatting over gedragsbeïnvloeding.
Een non-conformist wil vooral ruimte geven aan ontwikkeling. De non-conformist is gericht op een optimale individuele ontwikkeling. Niet ieder mens heeft hetzelfde nodig. Niet ieder mens hoeft zich hetzelfde te gedragen. In plaats van op normen, oriënteert een non-conformist zich op ruimer geformuleerde waarden. Reflectie op waarden en het overdenken van consequenties voor gedrag past in de non-conformistische traditie. Dialoog is dan ook een belangrijk sturingsmiddel. In plaats van regels op te stellen zoekt een non-conformist naar procedures. Procedures zijn onderhandelbaar en nuttig zolang ze bijdragen aan een doel. Een non-conformist voelt zich goed bij
relativisme.

Reflectievragen
• Voel je je het meest aangesproken tot een conformistische of tot een
non-conformistische benadering?
• Wat zijn hiervoor argumenten of beweegredenen?
• Is die voorkeur hetzelfde voor alle leerlingen en alle situaties of zijn er
verschillen?
• Werk je in de praktijk ook met de pedagogische benadering van je keuze?
• Hoe komt dat?

Slide 28 - Tekstslide

Welke visie past bij jou? Doe de test

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tel nu jouw antwoorden op
A:   ..  = schooltype B        C:   ..   = schooltype D
B:   ..   = schooltype C       D:   ..    = schooltype E

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
5:00

Slide 33 - Tekstslide

Groepjes maken op basis van antwoorden
Keuzes maken

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Uitleg filmfestival
Ik kijk uit naar.....

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies