H3.2

Welkom in de les

aantekeningenschrift 

Aandacht


1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom in de les

aantekeningenschrift 

Aandacht


Slide 1 - Tekstslide

Regels 
  • telefoon in de telefoontas 
  • huiswerk open voor je  

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

  • 3.1 afmaken (huiswerk bespreken)
  • 3.2 

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen 3.1
Aan het einde van de les kan je:

- Je kunt benoemen welke twee soorten lading er zijn.
-Je kunt uitleggen hoe ladingen elektrische krachten op elkaar uitoefenen.
-Je kunt uitleggen wat elektrische stroom is.

Slide 4 - Tekstslide

Geladen deeltjes 
Protonen: positief
Elektronen: negatief
Neutronen: neutraal

Slide 5 - Tekstslide

Geladen deeltjes 

Slide 6 - Tekstslide

huiswerk 
3,5,6, 8,11,14 
  1. Leg uit wat nodig is voor een blijvende stroom?
  2. leg uit hoe een spanningsbron stroom veroorzaakt?
  3. Leg uit wat de betekenis is van het begrip spanning?






Heeft iemand vragen over het huiswerk  ?

Slide 7 - Tekstslide

Antwoorden
  1. Om elektrische stroom te veroorzaken is een spanningsbron en een gesloten stroomkring nodig.
  2. Een spanningsbron veroorzaakt spanning door verschil in lading tussen de twee polen.
  3. Spanning (U in volt) geeft aan hoeveel energie de lading die stroomt meekrijgt.

Slide 8 - Tekstslide

Stroomkringmodel
Bewegende elektronen zijn elektrische stroom.

Elektronen bewegen van de minpool naar de pluspool.

De stroom gaat van de pluspool naar de minpool

Slide 9 - Tekstslide

Stroomsterkte
Hoe meer elektronen door de draad per seconde, hoe hoger de stroomsterkte.

Symbool: I 
Eenheid: ampère (A)
 


Slide 10 - Tekstslide

Spanning
Hoe meer energie een elektron mee krijgt, hoe hoger de spanning

Symbool: U
Eenheid: volt (V)

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

3.2 Geleidbaarheid en weerstand
Begrippen:
Geleidbaarheid, weerstand, recht evenredig verband.

Slide 13 - Tekstslide

Lesdoelen 3.2
Aan het einde van de les kan je:
- Vertellen waar geleidbaarheid van afhankelijk is.
- geleidbaarheid berekenen met de juiste formule 
- de weerstand berekenen met de juiste formule
- recht evenredig verband herkenen



Slide 14 - Tekstslide

Geleidbaarheid


Geleidbaarheid geeft aan hoe makkelijk elektronen door iets kunnen bewegen

Slide 15 - Tekstslide

Waar is geleidbaarheid van afhankelijk?
1: soort materiaal
2: dikte van de draad
3: lengte van de draad

Slide 16 - Tekstslide

Weerstand

Weerstand is het tegenovergestelde van geleidbaarheid.
Weerstand is afhankelijk van:
1: soort materiaal. (Koper heeft een lage weerstand)
2: dikte van de draad. (Hoe dunner hoe meer weerstand)
3: lengte van de draad. (Hoe langer hoe meer weerstand)

Slide 17 - Tekstslide

Rekenen met geleidbaarheid



Hoe hoger de geleidbaarheid, hoe hoger de stroomsterkte.
G=UI
geleidbaarheid=spanningstroomsterkte
G de geleidbaarheid in siemens (S)
 I  de stroomsterkte in ampere (A)
U de spanning in volt (V)

Slide 18 - Tekstslide

Rekenen met geleidbaarheid


Hoe hoger de geleidbaarheid, hoe hoger de stroomsterkte.
I=GU
stroomsterkte=geleidbaarheidspanning
G de geleidbaarheid in siemens (S)
I de stroomsterkte in ampere (A)
U de spanning in volt (V)

Slide 19 - Tekstslide

Rekenen met Weerstand 


Hoe kleiner de weerstand, hoe hoger de stroomsterkte.
U=IR
spanning=stroomsterkteweerstand
R de weerstand in ohm (   )
I de stroomsterkte in ampere (A)
U de spanning in volt (V)
Ω

Slide 20 - Tekstslide

Weerstand berekenen

Maar hoe werkt dat nou als je  U niet weet, of R niet weet, of I niet weet?

Dan ga je op deze manier aan het rekenen. 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Antwoorden
a. Per volt is de stroomsterkte 3 A groter (dus I is 3 keer U), dus bij U = 7 V wordt I = 21 A.
b. Als I = 27 A, dan moet de spanning deel hiervan zijn, dus U = 9 V.
c. G = I/U = 27/9 = 3 S
d. R = 1/G = 1/ 3 = 0.33 Ω of R = U/R = 9/27 = 0,33Ω 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Leerdoel: recht evenredige verband herkennen

Slide 25 - Tekstslide

Rechtevenredig verband
  • De lijn gaat door de oorsprong;
  • Is de spanning 2x zo groot is de stroom ook 2x zo groot;
  • Voor elk punt is U/I evengroot en de weerstand dus ook altijd even groot.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

pak je laptop en open lessenup

Slide 29 - Tekstslide

Wat geleidt beter?
A
Een lange draad
B
Een korte draad
C
Lang of kort maakt geen verschil

Slide 30 - Quizvraag

Wat geleidt beter?
A
Een dikke draad
B
Een dunne draad
C
Dik of dun maakt geen verschil

Slide 31 - Quizvraag

Wat geleidt beter?
A
Een rechte draad
B
Een kromme draad
C
Recht of krom maakt geen verschil

Slide 32 - Quizvraag

Wat geleidt beter?
A
Een katoenen draad
B
Een koper draad
C
Katoen of koper maakt geen verschil

Slide 33 - Quizvraag

Wat is het verband tussen geleidbaarheid en weerstand?
A
Geleidbaarheid is hetzelfde als weerstand
B
Geleidbaarheid heeft niets te maken met weerstand
C
Geleidbaarheid is het tegenovergestelde van weerstand
D
Geleidbaarheid is een verdubbeling van weerstand

Slide 34 - Quizvraag

Als de geleidbaarheid omhoog gaat, wat gebeurt er dan met de stroomsterkte?
A
De stroomsterkte verandert niet
B
De stroomsterkte neemt toe
C
De stroomsterkte neemt af
D
Dit is niet te voorspellen.

Slide 35 - Quizvraag

Waar zijn geleidbaarheid en weerstand NIET van afhankelijk
A
Soort materiaal van de draad
B
Vorm van de draad
C
Dikte van de draad
D
Lengte van de draad

Slide 36 - Quizvraag

Leerdoelen checken
Kun je nu
  1.  Vertellen waar geleidbaarheid van afhankelijk is?
  2.  geleidbaarheid berekenen met de juiste formule?
  3. de weerstand berekenen met de juiste formule?
  4. Recht evenredige verband herkenen

Slide 37 - Tekstslide

Aan de slag
(huiswerk)
maaken
23, 26t/m29
ben je klaar dan mag je 3.3 gaan lezen 

Slide 38 - Tekstslide