Olympische winterspelen - bovenbouw

Klas 3 week 7
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
Lichamelijke opvoedingMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 12 videos.

Onderdelen in deze les

Klas 3 week 7

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag
- Geen strava 
- Oorsprong olympische (winter)spelen
- De sporten
- Nederland

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Olympische Winterspelen
- 1896: de eerste moderne Olympische Spelen in Athene. Geïnspireerd door het gelijknamige Griekse evenement in de Oudheid. 
- 1924: de eerste wintereditie van de Spelen werd in Chamonix-Mont-Blanc gehouden. 

Slide 5 - Tekstslide





In eerste instantie werd besloten om de wintereditie in hetzelfde jaar als de zomereditie te organiseren, deze traditie werd tot 1992 voortgezet, sinds 1994 worden de Winterspelen tussen de Zomerspelen gehouden.
Waar worden de Olympische winterspelen in 2022 georganiseerd?
A
Sotsji
B
Tokio
C
Peking
D
Pyeongchang

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke grootmacht zal hier niet aan mee mogen doen?
A
China
B
Zuid-korea
C
Rusland
D
Noord-korea

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel verschillende sporten worden er gedaan op de Olympische winterspelen?
A
5 sporten
B
12 sporten
C
24 sporten
D
7 sporten

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke olympische wintersporten kan je opnoemen?

Slide 9 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Biatlon

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Biatlon is een gecombineerde sport, de combinatie bestaat uit ... en ...
A
Langlaufen en geweerschieten
B
Geweerschieten en wandelen
C
Skiën en geweerschieten
D
Skiën, hardlopen en curling

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je doen als je schoten mist?
A
Niets, je moet 5 doelen raken om door te mogen.
B
Een strafronde langlaufen
C
10 pushups
D
Een liedje zingen

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Curling

Slide 15 - Tekstslide

Door bij het loslaten van een steen er een draaiende beweging aan te geven, wat de bedoeling is, krijgt de steen een licht gebogen baan

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het doel van het vegen?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ijshockey

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welke overeenkomsten hebben het hockey en het ijshockey?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke 'bal' kan sneller?
A
Puck
B
Hockeybal

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slee sporten 
- Bobslee
- Skeleton
- Rodelen

Slide 22 - Tekstslide

In tegenstelling tot bij skeleton ligt de rodelaar op zijn rug, met de voeten naar voren.

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor snelheden kunnen er bereikt worden bij het bobsleeën?
A
+/- 80 KMPH
B
+/- 150 KMPH
C
+/- 100 KMPH
D
+/- 125 KMPH

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De snelheid van een bobslee is afhankelijk van?
A
De glijders van de bobslee
B
De aerodynamica van de bobslee
C
Totale gewicht van de deelnemers en de bobslee
D
Al het bovenstaande is juist

Slide 25 - Quizvraag

Naast het aanduwen bij de start is er tijdens een bobsleewedstrijd één kracht die er voor zorgt dat de bobslee snelheid maakt, de zwaartekracht (FZ) (zie figuur 1). Deze zwaartekracht heeft een component die loodrecht op de helling staat (FZ * cos α) en een component die parallel loopt aan de helling (FZ * sin α). De normaalkracht (FN) is de kracht di loodrecht op het raakvlak met het voorwerp (in dit geval de helling) werkt. Aan de zwaartekracht zit een maximum aangezien er regels zijn verbonden aan het gewicht van de bobslee. Het maximum gewicht van de bobslee, inclusief atleten en uitrustingen, is voor de twee- en viermansbob respectievelijk 390 en 630 kg.

Om de luchtweerstand zo laag mogelijk te houden wordt er door alle bobsleeteams hard gewerkt aan de aerodynamica van de bobslee. Door de vorm van de bobslee aan te passen kan de luchtweerstand worden verminderd (net zoals bij een vliegtuig). Aan de TU Delft werd onderzoek gedaan naar de meest aerodynamische bobsleeconfiguratie [1]. Hier kwam uit dat de helm van de piloot, de spleet aan de zijkant van de bobslee en de houding van de bemanning wezenlijke invloed hadden op de aerodynamische weerstand van de bobslee (Nando Timmer, 2006). Tijdens de Olympische Spelen van Vancouver werd de Nederlandse bobslee zelfs ingesmeerd met een gladde weerstandverminderende coating.

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Bobsleeën
In 1952 werd er een maximumgewicht ingesteld voor de combinatie van de slee en de deelnemers.

Slide 27 - Tekstslide

Vanaf de jaren vijftig van de twintigste eeuw veranderde de sport. Het werd duidelijk dat de start van het grootste belang was. Sterke en snelle atleten uit andere disciplines werden ingezet om de slee bij het begin van de run een flinke duw te geven. In 1952 werd er een maximumgewicht ingesteld voor de combinatie van de slee en de deelnemers. Indien het totaalgewicht beneden het maximaal toegestane gewicht blijft, is het toegestaan door het meevoeren van ballast het gewicht op te voeren tot het maximum. Dit werd het einde van de zwaardere bobsleeërs.
Schaatsen

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het onderdeel schaatsen gaat altijd om 'zo snel mogelijk'
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Nederland domineert in het
A
Schaatsen
B
Schorttrack
C
Langebaanschaatsen
D
Al het bovenstaande is waar

Slide 31 - Quizvraag

Maar doet wel steeds meer mee tijdens het shorttracken.

Slide 32 - Tekstslide

Patrick Roest en Sven Kramer

Shorttrack
In tegenstelling tot het langebaanschaatsen is de absolute tijd van een rijder niet van belang. Vier tot zes rijders starten tegelijk en de rijder die als eerste finisht wordt als winnaar aangewezen. 

Naast techniek en conditie hebben shorttrackers ook behendigheid, tactiek en acceleratievermogen nodig. 

Slide 33 - Tekstslide

Shorttrack staat bekend om spectaculaire inhaalacties, waarbij onder meer binnendoor en buitenom ingehaald wordt, vaak met de hand aan het ijs in de bochten.

Slide 34 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Skiën en snowboarden

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Kan Nederland ooit een topper voortbrengen op de skies of snowboard? Waarom wel/niet?

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat denk je dat de hoogst behaalde snelheid is die tijdens het snowboarden is gemeten?

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Aan welk onderdeel zou je zelf wel willen deelnemen (en waarom)?

Slide 41 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Heb je nog tips?

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies