Les 5 Herhaling/examentraining

Nederlands
Praktijkopleiders
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Praktijkopleiders

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
  • Hoe gaat het?
  • Herhaling Bouwsteen 1 t/m 4 >oefenen voor examen lezen/luisteren
  • Examentraining
  • Planning
  • Dilemma

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les:

  • Heb je kunnen oefenen met alle behandelde begrippen die je tot nu toe hebt gehad.
  • Kun je de examentraining via Taalblokken/Facet maken.
  • Weet je hoe je eventueel nog meer zelfstandig kunt oefenen voor het examen lezen/luisteren.



Slide 3 - Tekstslide






Bouwsteen 01: Tekstsoorten

Slide 4 - Tekstslide

timer
0:20
Wat zijn de tekstdoelen?

Slide 5 - Woordweb

Welke tekstvorm hoort bij een instruerende tekst?
timer
0:20
A
Rouwkaart
B
Een krantenartikel
C
Handleiding Ikea-kast
D
Reclame

Slide 6 - Quizvraag

Een uitnodiging is een voorbeeld van een
timer
0:20
A
informatieve tekst
B
amuserende tekst
C
instruerende tekst
D
activerende tekst

Slide 7 - Quizvraag

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren

Slide 8 - Sleepvraag

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Gevoelens oproepen
Mening geven
Instrueren

Slide 9 - Sleepvraag

Als je de betekenis van een woord in een tekst niet kent, kan je....
timer
0:20
A
Het overslaan
B
De vraag niet beantwoorden
C
De zin ervoor en erna lezen
D
Het vragen aan je buurvrouw/buurman

Slide 10 - Quizvraag






Bouwsteen 02: Onderwerp en hoofdgedachte

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een onderwerp en een hoofdgedachte in een tekst?

Slide 12 - Open vraag

Het onderwerp van de tekst noteer je in:
A
Een paar woorden.
B
Een hele zin.
C
In twee of meer zinnen.
D
In een alinea.

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Het onderwerp van een tekst...
De hoofdgedachte van een tekst...
is waar de tekst over gaat.
is het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp duidelijk wil maken.

vind je in de titel en de inleiding.


vind je in de titel, de inleiding of het slot.

Slide 18 - Sleepvraag

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Woordweb





Bouwsteen 03: Inleiding, kern, slot

Slide 21 - Tekstslide

Zet de tekstonderdelen in de juiste volgorde.
1.
2.
3.
4.
kern
titel
slot
inleiding

Slide 22 - Sleepvraag

Tekstopbouw
Aan de opmaak kun je vaak de tekstopbouw al zien. Je hoeft de taal van de tekst niet eens te kunnen lezen.

Welke tekstonderdelen zie je in deze tekst?

Slide 23 - Tekstslide

Wat hoort bij inleiding, kern of slot? Sleep de blokken naar het juiste tekstonderdeel.
Inleiding
Kern
Slot
de aandacht van de lezer trekken
voor- en nadelen
voorbeelden
conclusie
herhaling mening
samenvatting
vraag of stelling

Slide 24 - Sleepvraag

Slide 25 - Tekstslide

Wat is het doel van deze tekst?

Slide 26 - Open vraag

Welke tekstvorm heeft deze tekst?

Slide 27 - Open vraag

Wat is de tekstsoort?

Slide 28 - Open vraag

Wat is het onderwerp van de tekst?
A
Facebook
B
Foto's
C
Privacy
D
Schermen

Slide 29 - Quizvraag

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
A
De auteur stopt met Facebook, want het heeft te veel nadelen.
B
Je moet voorzichtig zijn, want Facebook beschermt je gegevens niet.
C
Zonder Facebook lijk je tegenwoordig niemand te zijn.

Slide 30 - Quizvraag

Wat is de inleiding van de tekst?
A
Tekstdeel 1
B
Tekstdeel 1 en 2
C
Tekstdeel 1, 2 en 3

Slide 31 - Quizvraag

Wat doet de schrijfster in de inleiding? Twee antwoorden zijn goed.
A
De aandacht van de lezer trekken.
B
De meest precieze informatie geven.
C
Vertellen hoe de tekst verdergaat.
D
Het onderwerp introduceren.

Slide 32 - Quizvraag

Welk tussenkopje past het beste boven tekstdeel 2?
A
Foto's delen.
B
Voor- en nadelen.
C
Voordelen.
D
Vrienden maken.

Slide 33 - Quizvraag

Welk tussenkopje past het beste boven tekstdeel 3?
A
Nadelen.
B
Privacy.
C
Voor- en nadelen.
D
Werkelijkheid.

Slide 34 - Quizvraag

Tekstdeel 2 en 3 zijn samen de kern van de tekst.

Wat doet de auteur in de kern?
A
Een conclusie trekken over Facebook.
B
Feiten over Facebook beschrijven.
C
Voor- en nadelen van Facebook beschrijven.

Slide 35 - Quizvraag

Tekstdeel 4 is het slot van de tekst. Wat doet de auteur in het slot?
A
De lezer aansporen tot actie.
B
De voor- en nadelen kort herhalen.
C
Een conclusie trekken voor zichzelf.
D
Een vraag meegeven aan de lezer.

Slide 36 - Quizvraag





Bouwsteen 04: Samenhang

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Signaalwoorden

Slide 39 - Woordweb

Slide 40 - Video

In de eerste plaats ben ik een verzamelaar van schilderijen van Mondriaan.
Wat is het signaalwoord?

Slide 41 - Open vraag

In de zomervakantie had ik een bijzonder aardig baantje, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor.
Wat is het signaalwoord?

Slide 42 - Open vraag

Het sneeuwde al enige dagen hevig waardoor de skipistes gesloten werden.
Wat is het signaalwoord?

Slide 43 - Open vraag

Vervolgens werden de passagiers naar hun plaats gebracht door de stewardess.
Wat is het signaalwoord?

Slide 44 - Open vraag

Zij werkte hard om te kunnen winnen.
Wat is het signaalwoord?

Slide 45 - Open vraag

De redactie zal nog één nummer uitbrengen, mits er voldoende vraag naar is.

Wat is het signaalwoord?

Slide 46 - Open vraag

Planning
  • Na de zomervakantie gaan jullie in periode 1 aan de slag met rekenen of Engels.
  • In periode 2 gaan wij bezig met schrijven en de mondelinge examens.
  •  Het examen lezen/luisteren vindt plaats in week 48, dinsdag 30 november.
  • Het examen schrijven vindt plaats in week 2, dinsdag 11 januari.

Slide 47 - Tekstslide

Examentraining
  • Via oefenen.facet.onl kunnen jullie blijven oefenen voor het examen.
  • Ook in Taalblokken zit een examentraining gebaseerd op facet.
  •  Nog meer behoefte? Examentraining + antwoorden in PDF-bestand.
  • Verder werken met Taalblokken.

Slide 48 - Tekstslide

Dilemma
Je applaudisseert hartstochtelijk voor elke zonsondergang - of - 
je mag alleen nog maar bananen als cadeau geven.

Slide 49 - Tekstslide