Voortplanting bij Planten en Dieren

Welkom!
1. Lever het bloemmodel in op mijn bureau
2. Ga zitten volgens de nieuwe plattegrond.
3. Laat je laptop dicht op tafel liggen.
4. leg je lesboek open op blz 171.
5. Zorg ervoor dat je een pen op tafel hebt. 
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, k, t, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
1. Lever het bloemmodel in op mijn bureau
2. Ga zitten volgens de nieuwe plattegrond.
3. Laat je laptop dicht op tafel liggen.
4. leg je lesboek open op blz 171.
5. Zorg ervoor dat je een pen op tafel hebt. 

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Leerdoelen bespreken (1 min)
Herhaling uitleg bloemen en bestuiving bs 1 en 2 (20 min)
Oefenopdracht maken en bespreken (10 min)
Tijd voor een quiz / 1 tegen 100 (15 min)

Slide 2 - Tekstslide

bs 6.1 en 6.2 bloemen en bestuiving
Leerdoel:
6.1.1 Je kunt de delen van een bloem benoemen met hun kenmerken en functies.
6.2.2 Je kunt beschrijven wat bestuiving is.
6.2.3 Je kunt het verschil benoemen tussen kruisbestuiving en zelfbestuiving.
6.2.4 Je kunt de kenmerken noemen van insectenbloemen en van windbloemen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

§2. Bestuiving

          

Veel bloemen maken nectar.  
Nectar is een zoet sap dat insecten aantrekt. 
Bijen maken er bijvoorbeeld honing van.



Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

§2. Bestuiving

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Maken opdracht 7
Wat? Opdracht 7 
Hoe? De opdrachten maak je voor jezelf. Heb je een vraag? Steek dan je vinger op. 
Tijd: 5 minuten
Waarom? Kijken of je de stof kan toepassen. 
Uitkomst: Formuleer je antwoorden in je schrift en schrijf nette hele zinnen. 
Klaar? Lees basisstof 1 en 2 door en maak opdracht 5 en 6 bs 6.1  en opdracht 5,6,9 bs 6.2
blz 169,175 en 176
timer
5:00

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 7 bespreken
a Leg uit waarom de kroonbladeren van de zonnedauw wit zijn.





Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 7 bespreken
a Leg uit waarom de kroonbladeren van de zonnedauw wit zijn.


De plant lokt op die manier meer insecten naar de bloem. (Als ze allemaal naar de val zouden gaan, worden de planten niet goed bestoven.)



Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 7 bespreken
De bloemen van de zonnedauw zijn maar één dag per jaar open.

b Wat zou het nadeel zijn voor de plant als de bloemen langer open waren?

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 7 bespreken
De bloemen van de zonnedauw zijn maar één dag per jaar open.

b Wat zou het nadeel zijn voor de plant als de bloemen langer open waren?

Als de bloemen langer zouden bloeien, vangt de plant waarschijnlijk te weinig insecten. De plant krijgt dan te weinig voedingsstoffen.

Slide 16 - Tekstslide

opdracht 7 bespreken
De bloemen steken erg hoog boven de gevaarlijke bladeren uit.
c Geef daarvoor een verklaring.


Slide 17 - Tekstslide

opdracht 7 bespreken
De bloemen steken erg hoog boven de gevaarlijke bladeren uit.
c Geef daarvoor een verklaring.

Als de bloemen dicht bij de gevaarlijke vallen zouden zitten, is de kans groot dat de insecten worden gevangen voordat ze de bloem hebben bezocht (waardoor de bloem niet goed zou worden bestoven).

Slide 18 - Tekstslide

1.
Insectenbloemen zijn bloemen met gekleurde bloemblaadjes
2.
In insectenbloemen zit nectar.

A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 19 - Quizvraag

In de afbeelding
zie je een tweeslachtige
bloem
(mannelijke en
vrouwelijke voortplantingsorgaan)
A
Waar
B
Nietwaar
C
Dat kun je niet zien
D
Het is een drieslachtige bloem

Slide 20 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding

BOVEN: insectenbloem

ONDER: windbloem


A
waar
B
nietwaar

Slide 21 - Quizvraag

grote
kroonbladeren
plakkerig 
stuifmeel
geen geur
veervormige 
stampers
nectar
kleurige 
kroonbladeren
meeldraden buiten de bloem
geur
licht stuifmeel
onopvallende kroonbladeren
wind 
bestuiving
insecten 
bestuiving

Slide 22 - Sleepvraag

1. Nectar is stuifmeel.

2. Windbloemen hebben grote meeldraden die
veel stuifmeel maken.

A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 23 - Quizvraag

1.
Insectenbloemen hebben grote stempels om het stuifmeel op te vangen.
2.
Windbloemen hebben kroonbladeren die onopvallend groen zijn.

A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 24 - Quizvraag


zelf
bestuiving

kruis bestuiving (andere plant)

buur bestuiving zelfde plant andere bloem

Slide 25 - Sleepvraag


zelf
bestuiving

kruis bestuiving

geen bestuiving

Slide 26 - Sleepvraag

kelkblad
stamper
meeldraad
kroonblad

Slide 27 - Sleepvraag

Meeldraad en stamper zijn de .................... van de plant
A
Ademhalingsorganen
B
Voortplantingsorganen
C
Transportorganen
D
Verteringsorganen

Slide 28 - Quizvraag

De meeldraad is het ............... voortplantingsorgaan
A
mannelijk
B
vrouwelijk

Slide 29 - Quizvraag

De stamper is het ............... voortplantingsorgaan
A
mannelijk
B
vrouwelijk

Slide 30 - Quizvraag

De bij neemt stuifmeel mee naar de volgende bloem. Het komt dan op de ............ terecht
A
Meeldraad
B
Kroonbladeren
C
Stamper
D
Kelkbladeren

Slide 31 - Quizvraag

Het stuifmeel van een madeliefje komt op de stamper van een boterbloem. Is dit bestuiving?
A
Ja
B
Nee

Slide 32 - Quizvraag

Lever de poster en het bloemmodel in op mijn bureau

Zorg dat je naam op zowel de bloem als de poster staat!!

Slide 33 - Tekstslide