Argumenten en Standpunten: Begrijpen en Toepassen

Lesdoel
Aan het einde van de les weet je de verschillen tussen argumenten en standpunten.
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lesdoel
Aan het einde van de les weet je de verschillen tussen argumenten en standpunten.

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je al over argumenten en standpunten?

Slide 2 - Woordweb

Standpunten en argumenten
Een standpunt is de persoonlijke mening of overtuiging over een onderwerp.

Argumenten zijn redenen die worden genoemd om een standpunt te ondersteunen.

Slide 3 - Tekstslide

standpunt en argument
Een voorbeeld van een standpunt is 'Ik ben tegen dierenmishandeling.' Dit is een persoonlijke mening.

Een voorbeeld van een argument is 'Het regent, dus neem een paraplu mee.' 
Het feit dat het regent is het argument.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe herken je standpunten?
Standpunten zijn vaak te herkennen aan de persoonlijke overtuiging of mening van de spreker of schrijver.

 "Ik vind..."

Slide 5 - Tekstslide

Hoe herken je argumenten?
let op feitelijke informatie en redeneringen die een bewering ondersteunt.

"Want..."

Slide 6 - Tekstslide

standpunt en argument
Laten we naar de stad gaan, want we hebben al lang niet geshopt.
We hebben al lang niet geshopt, daarom moeten we maar weer eens naar de stad.

Het is niet oké dat hij een voldoende krijgt, want hij heeft plagiaat gepleegd.
Hij heeft plagiaat gepleegd, daarom mag hij geen voldoende krijgen.

Iedereen zou moeten stoppen met roken, want het is slecht voor je.
Roken is slecht voor je gezondheid, daarom zou iedereen moeten stoppen.

Iedereen moet Wonder lezen, want je leert veel over de nare kanten van pesten.
Pesten is vreselijk, daarom zou iedereen Wonder moeten lezen.



Slide 7 - Tekstslide

AAN DE SLAG
LessonUp:
Argumenten en Standpunten: Begrijpen en ToepassenOpen
en maak de vragen.
Klaar, dan mag je gaan discussiëren (de extra opdracht) 

Slide 8 - Tekstslide

Wat is een argument?
A
een argument is bewijsbaar
B
een argument is een reden waarom jij iets vindt

Slide 9 - Quizvraag

Wat zijn argumenten?

Argumenten zijn ...
A
Belangrijke woorden in een tekst die een verband aangeven
B
Woorden die de mening van de schrijver aangeven
C
Een onderbouwing van de reden waarom je iets doet of niet doet
D
Voorbeelden die gegeven worden in de tekst

Slide 10 - Quizvraag

Een feitelijk argument is een controleerbaar argument.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Stelling: Een feitelijk argument is altijd waar
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quizvraag

"Ik vind dat het openbaar vervoer gratis moet worden"

Is dit een standpunt of een argument?
A
standpunt
B
argument

Slide 13 - Quizvraag

1- Ik vind dat het openbaar vervoer gratis moet worden.
2- Het is beter voor het milieu als mensen minder autorijden.

Is zin 2 een standpunt of een argument?


A
standpunt
B
argument

Slide 14 - Quizvraag

Wat denk je: Objectieve argumenten zijn sterker dan subjectieve argumenten
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

argumentatie voor argumenten die andere argumenten verdedigen:
A
want, namelijk, omdat
B
en, ook, tevens, bovendien, daarnaast, ten eerste,
C
dus, daarom, dat houdt in, concluderend, slotsom
D
om ... te, door te, opdat, door middel van, daarmee, daartoe, teneinde, met als doel

Slide 16 - Quizvraag