H1 samenvatting

Herhaling H1 Electriciteit
Isolators en geleiders
Symbolen voor schakelschema's
Schakelschema + regels
Serie- en parallelschakeling 
De meterkast
Kortsluiting en overbelasting
Wisselspanning en gelijkspanning


1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling H1 Electriciteit
Isolators en geleiders
Symbolen voor schakelschema's
Schakelschema + regels
Serie- en parallelschakeling 
De meterkast
Kortsluiting en overbelasting
Wisselspanning en gelijkspanning


Slide 1 - Tekstslide

Isolators en geleiders

Slide 2 - Tekstslide

symbolen voor schakelschema's
Binas  14

Slide 3 - Tekstslide

Schakelschema
Schakeling: 
  • Elektrische onderdelen die met elkaar verbonden zijn. 

Schakelschema:
  • Eenvoudige tekening van een schakeling

Slide 4 - Tekstslide

Regels voor het tekenen van stroomkringen
  1. Gebruik altijd de juiste symbolen
  2. De draden worden alleen horizontaal                                                                           of verticaal getekend.
  3. Altijd hoeken van 90 graden tekenen.
  4. Het schema moet zo overzichtelijk                                                                                  mogelijk zijn.
  5. De afstand tussen de apparaten in de                                                                         tekening zegt niets over de werkelijke afstand.

Slide 5 - Tekstslide

Serie schakeling:                                                                       Parallel schakeling:
1 Lange stroomkring.                                                       Verschillende stroomkringen                                                                                                    die aan elkaar geschakeld zijn

Slide 6 - Tekstslide

Elektrische stroom






Stroom         I     in Ampère    (A)
Spanning    U    in Volt            (V)
Vermogen  P   in Watt            (P)
            

P = U x I

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide


De meterkast
  • Hoofdkabel
  • kWh-meter
  • Groepsschakelaar
  • Aardlekschakelaar


  • Kortsluiting
  • Overbelasting
Zekeringen
De zekering schakelt de stroom uit wanneer deze te hoog wordt door overbelasting of kortsluiting.
kWh-meter
De energiemeter of kWh-meter meet het energieverbruik.
Groep
Een aantal stopcontacten en lichtpunten zit samen op één groep. Vanuit de meterkast loopt een aparte leiding voor elke groep.
Aardlekschakelaar
De aardlekschakelaar schakelt de stroom uit bij lekstroom.
Hoofdkabel

Slide 9 - Tekstslide

Kortsluiting

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Wisselspanning en gelijkspanning
  • Gelijkspanning (DC): Een batterij heeft een                                                                     + en - symbool en levert gelijkspanning

  • Wisselspanning (AC): Spanning wisselt                                                                          50 x per seconde van (+) en (-).

  • Apparaten voor wisselspanning en gelijkspanning kan je niet zomaar door elkaar gebruiken.

Slide 12 - Tekstslide

Planning
Nakijken opgaven H1.1 t/m H1.3 via teams / nakijkboek
Volgende keer herhaling H1.3 en H1.4

Slide 13 - Tekstslide



Welke kleur heeft een nuldraad?
A
Bruin
B
Blauw
C
Groen/geel
D
Zwart

Slide 14 - Quizvraag


In de schakeling hiernaast is op twee plaatsen de stroomsterkte gemeten. De meetresultaten staan bij de schakeling vermeld. Hoe groot is de stroomsterkte in punt A?
A
0,4 A
B
0,6 A
C
1,0 A
D
1,6 A

Slide 15 - Quizvraag


In een wasmachine is de isolatie rond een elektriciteitsdraad kapotgegaan. Er loopt nu een klein lekstroompje (ongeveer 65 mA) naar de aarde.
Door welke draad loopt dit stroompje?
A
door de nuldraad
B
door de fasedraad
C
door de aarddraad
D
door de schakeldraad

Slide 16 - Quizvraag


In een schakeling zijn twee lampjes parallel geschakeld.
Welke bewering over de spanning in deze schakeling is JUIST?
A
De spanning is overal in de stroomkring gelijk.
B
De totale spanning vind je door de spanning door de twee lampjes bij elkaar op te tellen.
C
De totale spanning is gelijk aan het vermogen van de twee lampjes samen.
D
De totale spanning is gelijk aan de stroomsterkte.

Slide 17 - Quizvraag

Reken om:
a. 230 mA = … A
b. 35 A = … mA

Slide 18 - Open vraag

Reken om:
a. 8,73 kW = …W
b. 6502 W = … kW

Slide 19 - Open vraag

In de afbeelding hiernaast zien we drie lampjes. Door elk lampje loopt 0,075 A. Bereken hoe groot de totale stroomsterkte is voor deze schakeling.

Slide 20 - Open vraag

Herhaling H1.3 en H1.4
Vermogen: 
P = U x I
Energieverbruik: 
E = P x t
Energiekosten: 
Kosten = E x prijs 1kWh
Gevaren elektriciteit en Elektriciteit in vochtige ruimte
Functie Zekering, Aardlekschakelaar, Randaarde

Slide 21 - Tekstslide

Vermogen
Hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt, noem je het vermogen

Afkorting: P

De eenheid van vermogen is:
Watt (W) 

Formule:
P = U x I

Slide 22 - Tekstslide

Vermogen berekenen

Slide 23 - Tekstslide

Energieverbruik 
  • Apparaten verbruiken energie. We rekenen af  per kWh.

  • 1 kiloWatt is 1.000 Watt.                                                                                                        Kilo-Watt-uur (kWh) is de maatstaf voor elektrische energie-inhoud. 

  • Het is het gemiddeld vermogen dat verbruikt wordt gedurende één uur.              Een elektrische kachel met een maximaal vermogen van 2 kW verbruikt per uur 2 kWh       als hij maximaal aanstaat.

  • Een kWh (kilo-Watt-uur) kost ongeveer 23 cent => Maar hoe rekenen we hiermee?

Slide 24 - Tekstslide

E = P x t
E = energieverbruik in kilowattuur (kWh)
P = vermogen in kilowatt (kW)
t = tijd in uur (h)

Een lamp met een vermogen van 15W 
brandt de hele avond (18:00 - 23:00)
Bereken hoeveel energie de lamp verbruikt.

Slide 25 - Tekstslide

Samenvatting H1.3
Vermogen                 P = U x I   (vermogen in Watt)

Energieverbruik      E = P x t   (vermogen in kiloWatt)

Energiekosten:     Kosten = energieverbruik (kWh) x prijs 

Gevraagd, gegevens, formule, uitwerking en antwoord


Slide 26 - Tekstslide

Gevaren elektriciteit
1) Brand bij kortsluiting óf 
overbelasting.
2) Schok.


Slide 27 - Tekstslide

Elektriciteit in vochtige ruimte
  • In vochtige ruimtes zoals badkamers en keukens moet je altijd voorzichtig zijn met elektriciteit.
  • vloeistof geleid extra goed

Slide 28 - Tekstslide

Zekeringen
  • Groepszekering: deze springt boven 
de 16 A om brand door oververhitting 
te voorkomen.

  • Installatieautomaat: een elektronische zekering.

  • Smeltveiligheid: ouderwetse zekering met                                                                  dun draad => vervangen

Slide 29 - Tekstslide

Aardlekschakelaar
  • Deze vergelijkt de stroom tussen de fase- en nul-draad. 
  • Is deze groter dan   30 mA, dan springt de aardlekschakelaar.

Slide 30 - Tekstslide

Randaarde
Een geel/groene draad die via de metalen buitenkant van een apparaat via het snoer naar de rand van het stopcontact gaat.

De randaarde voorkomt stromen door je lichaam.
 

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide


Het vermogen van een apparaat is afhankelijk van andere twee grootheden. Welke grootheden zijn er dan?

A
energieverbruik en spanning
B
energieverbruik en stroomsterkte
C
spanning en stroomsterkte
D
spanning en tijd

Slide 33 - Quizvraag


Welke bewering is juist?
In de aardlekschakelaar wordt de stroom . . . . .
A
in de fasedraad vergeleken met de stroom in de nuldraad.
B
in de fasedraad vergeleken met de stroom in de schakeldraad.
C
in de nuldraad vergeleken met de stroom in de schakeldraad.
D
in de nuldraad vergeleken met de stroom in de zekering.

Slide 34 - Quizvraag


In een wasmachine is de isolatie rond een elektriciteitsdraad kapotgegaan. Er loopt nu een klein lekstroompje (ongeveer 65 mA) naar de aarde.
Door welke draad loopt dit stroompje?
A
door de nuldraad
B
door de fasedraad
C
door de aarddraad
D
door de schakeldraad

Slide 35 - Quizvraag

Kees schakelt drie fietslampjes in parallel.
Door elk lampje gaat een stroom van 0,165 A.
Kees schrijft op: “De totale stroom in de schakeling is 0,495 A”.
Leg uit of Kees gelijk heeft.


Slide 36 - Open vraag


Voor fornuizen wordt ook wel “krachtstroom” gebruikt. Krachtstroom werkt met een spanning van 400 V in plaats van 230 V. Bereken het vermogen van zo’n fornuis als een stroom van 15,3 A er doorheen gaat.



Slide 37 - Open vraag

Bij Rick in huis wordt elektrisch gekookt.
Op een avond kookt hij soep voor 25 min op de kookplaat met een vermogen van 875 W.
Bereken hoeveel elektrische energie de kookplaat in deze 25 minuten heeft gebruikt.

Slide 38 - Open vraag

Het totale vermogen op een groep van een huisinstallatie (230 V) is 3650 W.
De groep is beveiligd door een zekering van 16 A.
Laat met een berekening zien of de zekering gaat smelten of niet.

Slide 39 - Open vraag

Chris en Melanie zeggen allebei iets over zekeringen
Chris zegt: “Een zekering voorkomt brand”.
Melanie zegt: “Een zekering voorkomt kortsluiting”.
Leg uit wie er gelijk heeft!

Slide 40 - Open vraag

Heb je nog vragen of opmerkingen over Hoofdstuk 1?
Of wil je nog graag extra uitleg over.....?

Slide 41 - Open vraag

Planning
Vragen kun je altijd via teams stellen en klassikaal
Volgende week Oefentoets
PTA

Slide 42 - Tekstslide